zondag 14 juni 2015

Koppie-peest

Ik blijf mezelf verbazen. Vanmiddag in de auto schrok ik gewoon. Ik reed volkomen, nou ja, bijna volkomen, gedachteloos naar huis. Ik had net bedacht dat het alweer behoorlijk licht was en dat ik vanochtend ook al in het licht naar school gereden was en dat ik dus morgen… en toen gebeurde het.

Ik luisterde naar de radio. Twee jolige journalisten waren in gesprek. Een van hen zou het weer aankondigen en de aangever zei dat het vandaag koppie-peest was geweest met het weer. Koppie-peest? ‘Koppie-peest’, dat was wat hij zei en hij vulde aan ‘morgen weer net zo’n dag’. En ik snapte het ook nog! En dat wil ik niet. Diep van binnen wil ik dat deze jongeman had gezegd ‘het is een wonderschone dag geweest, en morgen verwacht ik wederom zo’n wonderschone dag’. En dan zou ik gedacht hebben aan Holland en aan eindeloze rijen populieren en ik was diep gelukkig naar huis gereden, nog net in staat om bijna recht in mijn kleine parkeerhaventje te parkeren.

Maar deze journalist zei ‘koppie-peest’!

Toen ik als jong jufje nog maar net in het Sallandse voor de klas stond, zei een klein meisje tegen mij: ‘Mien mo is papier ân ‘t plak’n ’. Ik dacht nog ‘zeker een creatieve moeder’. Maar tegen de tijd dat de school uit ging, was ik er al achter dat het over behangen ging. Ja, je leert snel op zo’n dag. Het papier plak’n had duidelijk iets met plaksel te maken. Als ik tegenwoordig aan knippen en plakken denk, denk ik vooral aan stukken tekst. Ik denk dus al helemaal niet meer aan zestien vierkantjes en aan in elkaar gevouwen en geplakte bakjes. Nee, ik denk aan mijn computer. Ik geloof dat er nog ergens een toets is, of een icoontje met daarop een schaartje en ook eentje met een plakselkwastje. Hoe lief. Maar zelfs die toetsen gebruik ik niet meer.

Alle poëzie is uit mijn leven verdwenen, bedenk ik opeens met een schok. En ik begin te verlangen naar de grote fles inkt van mijn juf. ‘Pelikan’ stond erop en op de hals was een grote donkerrode rubberen tuit geschoven. Ik herinner me opeens weer de teleurstelling toen bleek dat juf maar een halve centimeter inkt in mijn potje goot, in plaats van het glaasje tot de rand toe te vullen. Maar ik herinner me ook de vreugde van de nieuwe pen en de  nieuwe inktlap met een huge knoop erop genaaid. Dat waren nog eens tijden. Niks geen koppie-peest. Honderd keer moest je Toos, Toos, Toos overschrijven, maar dan plakte juf naderhand er wel een mooie roos uit de Bakker Bloemengids bij. Met plaksel, en een kwastje. Paste!

Tja, die tijden zijn voorbij en komen nooit meer terug. In het poesiealbum van mijn moeder stond in prachtige pen-en-inkt-krulletters iets geschreven over rozen die verwelken en schepen die vergaan. Maar ook dat is niet meer hetzelfde gebleven. Want Guus Kuijer rijmde lustig verder in het grote boek van Madelief: ‘maar pap met klonten, die laat ik staan’. Niks geen koppie-peest dus.

Sowieso geen koppie-peest. Ik hoef morgen niet weer dezelfde dag. Maar wat ik wel graag wil, zijn de trage rivieren. Of hoe was het ook al weer. Weet je, voor één keer doe ik  ‘copy paste’ en dat alleen maar om de poëzie even terug te krijgen. Met dank aan Hendrik Marsman en twee jolige journalisten.

Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een grootsch verband.
de lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten