zondag 14 juni 2015

Buk eens

Aanstonds komt Peter thuis. Hij heeft zich voorgenomen om ouderwets erwtensoep te maken en is nu op pad om de ingrediënten te vergaren. Wij waren de afgelopen dagen in het Zeeuwse, daar waar Peter niet geboren, maar wel getogen is. Zo´n bezoekje wekt nostalgische gedachten tot leven. Vandaar de drang tot erwtensoep.

Wij hadden een leuke terugreis in onze oude VW-bus. En ook deze rit roept herinneringen op. Ik moet terugdenken aan de nachtelijke reizen waarin we met vier slapende kinderen op de achterbank en een Northsea Jazzmuziekje in de cd-speler, doorreden tot diep in Frankrijk. Zwijgend zaten Peter en ik naast elkaar,  terwijl kilometer na kilometer de Route Soleil onder ons vergleed. Tevredener konden we niet zijn.

Zo reden wij nu ook zwijgend huiswaarts. Het Northsea Jazzmuziekje ontbrak, maar we zaten te luisteren naar de radio. Naar De Taalstaat. Altijd leuk op zaterdag. En ik werd er weer wijzer van. Ik leerde dat er geadopteerde vergeetwoorden zijn. Deze dag werd het vergeetwoord ‘aanstonds’ behandeld. Inderdaad, dat woord hoor je niet vaak meer en ik besloot het direct te adopteren, want het is prachtig. Het zette me wel aan het denken. Zou ik ook een vergeetwoord onthouden hebben? En ik wist er meteen eentje. Het is het woord dat mijn man, mijn erwtensoepman, minstens één keer per jaar gebruikt.

Eén keer per jaar gaan wij, in de uitverkoop natuurlijk, want ons Zeeuwen bin zûnig, een colbertjasje voor Peter kopen. Peter houdt van colbertjasjes en het moet gezegd, hij is in zo’n jasje altijd een hele mooie man. Dus gingen wij afgelopen kerstvakantie op zoek naar een colbertjasje. Wij vonden er één in de meest prachtige nachtblauwe kleur die je kunt bedenken. Maar ja, het gaat niet alleen om de kleur. Ik ben een kleermakerskleindochter en ik weet dat zo’n jasje ook mooi moet zitten. Dus riepen we de hulp in van een leuke jonge verkoper met een prachtige lange kuif over zijn voorhoofd. Ook hij droeg een jasje en had daaronder een smalle broek van een lengte die wij vroeger ‘hoog-water’ zouden noemen. Toch stond het leuk, al zag ik Peter nog niet in zo’n broek lopen. Maar dat wilde ik niet vertellen.

De jongen bekeek Peter eens goed. Het was spannend. Hadden we het goede jasje uitgezocht? Hij pakte de revers van het jasje beet, gleed bijna liefkozend met zijn  vingers achter de revers naar beneden en streek er daarna nog eens met zijn volle hand over. Aanstonds zou er een frons op zijn gladde voorhoofd verschijnen. Maar nee! Goedgekeurd! ‘Dit colbert zit helemaal goed’ zei hij en we voelden ons een soort van opgelucht. Peter keek nog één keer in de spiegel. Terwijl hij het pashokje inschoot, zei hij ‘krijg ik er ook een knaapje bij?’ Ik zag de jongen even slikken. ‘Een knaapje’, zei Peter. Ik fluisterde ‘hij bedoelt een kleerhangertje’. De jongen kende wel knapen, maar geen knaapjes. En ik was het woord  bijna vergeten, maar herinnerde het me weer van een jaar geleden. Toen vroeg Peter ook al om een knaapje.

Bij dit woord en in deze winkel schoot me meteen een ander nostalgisch beeld te binnen. Ik zie Peter als klein knaapje met zijn moeder winkelen. Hij moet broeken passen en daar komt geen verkoper aan te pas. Zijn moeder zit op een stoel voor het pashokje. Als Peter uit het hokje komt, ziet ze vlot dat er geen sprake van hoog water is. Maar ze wil wel nog één ding controleren. ‘Buk eens’, gebiedt ze en Peter bukt gewillig. Het is me nog altijd een raadsel waarom ze dat vroeg. Als ik tegenwoordig in een winkel kom en ik zie moeders met zonen kleren kopen, dan hoor ik nooit meer een moeder ‘buk eens’ tegen haar wat timide zoon zeggen. Ik doe het in elk geval niet. Mijn moeder zei vast ook ‘buk eens’ tegen mijn kleine broertje, maar dat is al weer enkele decennia geleden. Ik denk dat ‘buk eens’ een vergeetwoord geworden is. Meer een vergeetwerkwoord eigenlijk. Adopteren dus.

Mijn man staat ondertussen bij de kassa. Daar vraagt hij nogmaals om een knaapje. Ik zucht, maar gelukkig komt daar de aardige hoog-water-verkoper aan en doet een greep achter de toonbank en zegt ‘een knaapje voor meneer’. Hij is het niet vergeten. En Peter betaalt tevreden zijn nachtblauwe jasje in de wetenschap dat aanstonds de verkoper aan een volgende klant zal vragen ‘wilt u er ook een knaapje bij?’

Ik heb, terwijl Peter erwtensoep staat te koken, besloten dat ik de volgende keer mee ga als hij een broek gaat kopen. En u weet wat ik, in de nabijheid van een aardige jonge verkoper, tegen Peter zal gaan zeggen.

Met dank aan De Taalstaat en de geadopteerde vergeetwoorden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten