´s Morgens vroeg heb ik een leuke zoon aan tafel zitten. Ik bedoel dat er dan zo´n aardige vrolijke krullenbol tegenover me zit. Zijn lange krullende haren slingeren nonchalant over zijn voorhoofd. En ik houd daarvan. Ik stel me dan altijd voor dat er ergens ver weg, heel diep verborgen nog iets artistieks zit in die jongen. Als je zijn hoofd ziet, zou je het meteen geloven.
Ik heb aan tafel ongeveer het zicht op zijn kruin tot aan zijn middel. En dat ziet er allemaal prima uit. Maar wat daaronder zit vind ik niet om aan te zien. Hij draagt dan een hele oude zwarte trainingsbroek. Waarschijnlijk een broek die ooit eens in een vochtige voetbalkleedkamer is blijven liggen. Ik kan me in ieder geval niet herinneren dat ik ooit zo´n slobbergeval voor hem heb gekocht. Ik heb één visueel geluk. Hij heeft nog net geen donkerblauwe badslippers met witte sportsokken aan. Het had gekund, want kennelijk is alles ´s morgens vroeg, inclusief krabben aan kruis en kont, toegestaan.
Maar na diverse koppen koffie en een lange douche partij is alles anders. Dan er is van die leuke artistieke krullenbol weinig meer over. Voordat ik het weet zijn al die jolige lokken in een piepklein knotje verdwenen. Staan de ogen van mijn zoon daardoor zo strak in zijn voorhoofd, dat ik me bedwingen moet om niet te vragen of hij aan de XTC is. Behalve zijn krullen, is ook zijn trainingsbroek verdwenen. Die heeft hij ingewisseld voor een spijkerbroek die net op het point of no return op zijn billen blijft hangen
Ik heb al eens klaar gestaan met twee breinaalden. Het leek mij aardig om die door het doedeltje op zijn hoofd te steken. Maar dat mocht niet van mijn zoon. En daar had hij natuurlijk gelijk in, ik moet hem wel serieus nemen.
En ik neem hem serieus. Onder dat strakke knotje zit een zeer betrouwbare jongen. Een jongen van goede wil. Hij vergeet wel eens wat, maar dat gaat nooit expres. Al heb je als moeder het daar best wel eens moeilijk mee. Ik denk dan altijd maar even aan die leuke krullenbol van ’s morgens vroeg en dan is het leed weer geleden. Verder mag hij van mij ook wel in trainingsbroek. Hij is namelijk heel sportief. Hij is in het derde een echte teamplayer. Ik ben er trots op dat hij zich in de meeste gevallen van onrecht goed kan beheersen. Niks geen ‘je suis Charlie’. Het gaat natuurlijk wel eens verbaal mis, maar dat is tegenwoordig een teken van beschaving.
Ach, knotje, krullen, trainings- afzakbroek, wat kan het me schelen. Ooit was het een ventje dat hijgend, alsof hij de marathon had gelopen, in een speciale couveuse lag. Hij groeide op als een kereltje waar we allemaal veel plezier aan beleefden. Samen zat hij eens met zijn grootste vriend Lars, als zevenjarige op een bankje zonder gêne te tellen hoeveel meisjes er verliefd op hem waren. Toen telde hij zijn moeder niet mee. Op dat moment was hij zeer taakgericht bezig. De liefde is namelijk een serieuze zaak en dat had hij goed begrepen. Het heeft hem dus nooit aan vrouwelijk schoon ontbroken.
Vreemd genoeg is Job in andere gevallen niet zo taakgericht. Hij dóet wel wat hij moet doen, maar oh, wat gaat dat traag. Als hij wil leren, moet eerst zijn knotje goed, dan moet de computer opgestart, maar heeft hij tegelijkertijd een appje, wat dringend gelezen en beantwoord moet worden. Opeens bedenkt hij dat zijn pet kwijt is en die moet hij eigenlijk gaan zoeken en oh, een gebakken eitje zou er ook wel in gaan. Als hij bij het aanrecht staat, moet hij eerst weer bedenken wat hij ook al weer wilde doen.
Gelukkig heeft Job een verstandige zus. Zij zei allereerst tegen hem: Job, als je knot maar goed zit! Kijk zij begreep wat mijn zoon nodig had. Daarna zei zij, ‘maak een lijstje en werk overal niet langer dan twintig minuten aan. Na twintig minuten mag je op een bankje gaan zitten en meisjes tellen of een eitje bakken. En daarna ga je weer aan de slag. Aan je haar hoef je niets te doen, want je knot zat toch al goed. Pas als je je lijstje hebt afgewerkt, mag je een trainingsbroek aan en trek je je knot los. Dan heb je ook geen last van je zeurende moeder. Zij houdt namelijk van je artistieke krullen’.
Zo gezegd, zo gedaan. De krullen-versus-knot-strijd is nog niet helemaal verleden tijd. Opeens bedenk ik met een zekere schrik dat ik mijn zoon begrijp. Ikzelf doe namelijk alle moeite om van mijn eigen krullen af te komen. Zodra, bij de eerste de beste regenbui een klein krulletje omhoog piept, maak ik een afspraak bij de kapper. En wat zegt Job? ‘Een beetje krullen zijn best leuk mam’. En je denkt toch niet dat ik naar hem luister! Bij het wegwerken van de krullen houdt ook de overeenkomst op. Ik weet zeker dat hij het verschrikkelijk vindt als ik me in een zwarte trainingsbroek vertoon. Daar ga ik dan ook niet aan beginnen.
Ondertussen staat mijn zoon in trainingsbroek klaar voor de voetbal. Als hij vertrekt roep ik hem nog even na ‘Zit je knot goed’. Daarna raap ik zijn pet van de grond. Op het aanrecht staat een vuile koekenpan en liggen eierdoppen. ‘Maakt niet uit, denk ik. Ze zijn van dat kleine couveuseventje’.
Terwijl ik de koekenpan in het sop laat glijden mompel ik zachtjes ‘als je knot maar goed zit’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten