Ik heb een docent die zegt dat ze een ‘soort van’ Apenheul kan gaan beginnen. Ze heeft een enorme gevoeligheid voor apen. En ze ziet ze ook allemaal zitten. Dat is nog niet zo erg, maar binnen de kortste keren zitten die apen allemaal op haar schouder. Ze moet enorm haar best doen om weer van die beesten af te komen en dat lukt zo nu en dan ook wel. Soms recht ze haar rug als een ware Jane, schudt haar haren met een ruk naar achter en zet een aap terug bij een ‘soort van’ Tarzan. Zegt ze.
Een heerlijk gevoel geeft haar dat. Zie zo, die zit! En wel op de brede schouders van iemand die zich met gemak in het oerwoud aan een liaan van boom tot boom slingert. Met aap wel te verstaan. Waar heeft ze zich toch druk om gemaakt al die tijd.
Nou ben ik vroeger ook wel eens in Apenheul geweest. Ik vond het niet leuk daar. Ik was als de dood dat er zo’n peuzelende aap op mijn schouder kwam zitten. Ik bleef maar een beetje in de buurt van mijn vader. Ik had zo’n vermoeden dat hij zo’n beest op zijn schouder ook niet leuk vond.
Ik geloof dat ik bij het ouder worden die natuurlijke angst voor apen kwijt ben geraakt. Meestal is het een goed teken dat je van je angst verlost bent. Ik heb een dochter die met jampotten vol spinnen van huis vertrok om mensen met een spinnenfobie van hun angst af te helpen. Ik zou bijna wensen dat ik last had van een apenfobie. Het lijkt er echter op dat ik van ze hou. Alsof ik zeg ‘kom maar aapje, kom maar in mijn jampotje.´ Als op mijn werk bijvoorbeeld een collega bij mij komt en nog maar net haar mond open gedaan heeft, dan weet ik het al. Voordat ze er erg in heeft, kruip ik onder haar bureau, in de weer met stekkertjes, kabels en snoeren. Wanneer ik met mijn stoffige hoofd onder het bureau vandaan kom, blijkt mijn collega koffie te zijn gaan drinken.
Als ik vervolgens de gang in loop, op weg naar mijn koffie, zie ik dat het speellokaal niet leeg gehaald is, terwijl er een weeksluiting is straks. Oei! Binnen de kortste keren sta ik te trekken aan wandrekken waarin hele kolonies apen zich prima vermaakt zouden hebben.
Dan gaat de bel. Mijn collega’s halen de kinderen van het plein en ik haast me naar het keukentje. Koffie! Net als ik de koffie in wil schenken, gaat de telefoon. Het is een moeder die vraagt of ik iets voor haar kopiëren wil. Ze komt strakjes de kopietjes wel ophalen. Als ik bij het kopieerapparaat sta, blijkt dat er een papierstoring is. Op het display flikkeren allerlei storing-ophef-instructies. Ik moet iets doen met klepjes, deurtjes en vastzittende papieren.
En dan denk ik ‘Waai op met al die apen!’ Ik ben in staat om een heel tropisch hardhoutbos te herplanten, om daar al die apen een fantastisch leven te bezorgen. En wat mij betreft lever ik daar nog een mooie gespierde Tarzan bij ook.
Ik besluit één bakje koffie te gaan zetten. Voor mij zelf.
Dan staat er een collega voor de deur. Ze heeft een vraag over schoolreisjes. ‘Nee, zeg ik, nee, in geen geval naar Apenheul! Of ja, misschien toch maar wel, maar ik moet die dag waarschijnlijk op school blijven, omdat de man van het kopieerapparaat komt.´ Ze kijkt me niet begrijpend aan, haalt haar schouders op en vertrekt weer. Ik neem tevreden een slok van mijn koffie en roep daarna ingetogen, maar voor de goede luisteraar duidelijk te verstaan ‘ahoe, ahoewahoewa…… ‘
Geen opmerkingen:
Een reactie posten