zondag 21 augustus 2016

Zóó jaren vijftig

Ik ben dol op zegeltjes plakken. Daar ben ik sinds enige jaren wel achter. Iemand verweet mij ooit
eens dat dit zóó jaren vijftig was. En misschien ben ik dat ook wel. Kalendertechnisch ben ik zóó jaren zestig. Ik weet nog dat mijn moeder in die tijd koopzegeltjes van de pas geopende en toen nog hypermoderne Albert Heijn kocht. En oh, wat was ze blij toen ze na jaren geduldig sparen een wonder van droogtechniek in haar tuin plantte. Een droogmolen! Niemand had nog zo’n ding, maar mijn moeder had hem. Dankzij de zegeltjes draaiden nu maandags de schoon gewassen lakens vrolijk hun rondjes in onze tuin.
Sinds de droogmolen is het zegelplakvirus aan mij blijven kleven.
Ik zit al jaren iedere vakantie op terrasjes Spritzen te drinken van mijn zorgvuldige opgespaarde zegeltjes. Het verschaft mij meerdere genoegens. Ten eerste is er de zelfoverwinning. Ik kan namelijk een jaar lang, ja een jaar lang, zegeltjes plakken en niet inwisselen. Ik kan kennelijk dat geduld opbrengen, omdat het mij op termijn een mooie beloning verschaft. Ik vermoed dus dat ik als kind  glansrijk de marshmallowtest had kunnen doorstaan en dat is geen gek gevoel. Ik weet niet of mijn omgeving dit vermoeden met mij deelt.
Het volgende genoegen is vreemd genoeg het inplakken van de zegeltjes. Ik heb daar inmiddels een heel slimme techniek voor ontwikkeld. Iets met een schoteltje en een vaatdoek. Het werkt fantastisch. Al heb ik na zeven boekjes zegeltjes plakken ook wel eens een lichte spierpijn geconstateerd. Maar je moet er wat voor over hebben he? Al weer een vorm van doorzetten! En als dan na anderhalf uur scheuren en plakken daar die kleddernatte bobbelige boekjes liggen, ben ik wel heel blij en kan dan. ook niet wachten om de bedrijfsleider van de Albert Heijn te bellen met de boodschap dat ik er nu aan kom om mijn boekjes om te wisselen in klinkende munt. Je moet  altijd even bellen, want anders hebben ze niets in kas. Gek he?
En dan nog dat onuitsprekelijke genoegen als je het gesealde plastic zakje met die paar honderd euro schielijk in je tas laat glijden, terwijl er voor je geestesoog terrasjes, spritzen, salades, broodjes en dergelijke opdoemen.
Maar nu heeft AH voor de tweede keer een leuke zegelplakactie. Even voor de duidelijkheid, ik spaar nooit voor handdoeken, vershouddozen en theeglazen. Dat vindt ik zóó jaren negentig. Om terug te komen op die andere actie. Er zijn nu restaurantzegels. Ik wist niet hoe snel ik naar AH moest gaan om boodschappen te halen. Ik denk dat ik de afgelopen tijd wel voor tien restaurants ingeslagen heb en heb zo heel wat zegels gescoord! Er is namelijk bij mij een sterk jarenvijftiggevoel opgeborreld. Uit eten gaan is misschien niet zo van die tijd, maar het gevoel dat je zuinig bezig bent als je maar voor één bordje hoeft te betalen, terwijl er twee op tafel staan, komt daar toch wel in de buurt. Ook is een zekere opbouwgedachte mij niet vreemd. Al weet ik niet helemaal zeker of deze actie het horecawezen een echte boost geeft. Maar ik sus mijn geweten met de gedachte dat wanneer je voor de tweede keer deze zegeltjesactie op touw zet, er toch wel enig voordeel voor deze beroepsgroep aan vast moet zitten.
Ondertussen begin ik wel wat twijfels over de marshmallowtest te krijgen, want ik zit nu te plakken en ik wil nu reserveren en ik wil nu uit eten. Nu! Maar ik moet sterk zijn. Ik heb namelijk op het aanrecht twee gehaktballetjes staan die ik vanochtend uit de diepvries gehaald heb. Dit in het kader van zuinigheid, van-na-de-oorlog-gooien-wij-geen-eten-weg en gemakzucht. Die balletjes gaan we eten vanavond, samen met een kliekje aardappels en sla. Zóó jaren vijftig, maar eigenlijk ook zo lekker. Dat uit eten gaan komt nog wel. Ik ga straks even de proef op de som nemen. Ik ga naar onze buurtsuper en kijk of ik de marshmallows kan laten liggen.
Ik geloof dat de restaurantzegelactie nu ongeveer is afgelopen. Helaas. Ik stort me weer vol goede moed op de blauwe sliertjes spaarzegels en mijn voorpret is begonnen. Nog een klein jaar en dan begint de terrasjespret weer.
Zegeltjes, zóó jaren vijftig? Voor mijn part, maar ik kan niet anders zeggen dan dat het fantastisch is!

donderdag 11 augustus 2016

Held

Ik was na mijn vorige verhaaltje eigenlijk niet meer van plan om nog over onze vakantie te schrijven. Ik vond dat ik het netjes had afgesloten. Maar het is net als met een verjaardagsvisite, op het moment dat je in de gang staat ontspint zich er een nog weer een heel gesprek en worden de leukste grappen gemaakt. Nee, niemand heeft de behoefte om weer naar binnen te gaan. Dat doe je niet en met deze column is het al net zo. Ik ga echt niet weer een hele riedel aan vakantieverhaaltjes schrijven, net nu ik besloten heb dat het wel welletjes is. Maar wat er zich in onze laatste nacht zich afspeelde wil ik u niet onthouden.
Onze verzekeringsman, de man waar ik al zeker dertig jaar hele vrolijke gesprekjes over de telefoon mee voer, maar die ik nooit in het wild tegen kom, veronderstelde dat het gebeuren goed voor ons huwelijk was. Verder suggereerde hij nog het een en ander, maar u weet dat ik nooit al mijn geheimen prijs geef en dat heb ik dus ook toen niet gedaan.
Inmiddels zult u willen weten wat er zich die laatste nacht in ons geliefde dewaardtentje heeft afgespeeld. Dat zal ik vertellen. Voor dat wij op onze luchtbedden doken hadden wij, als rechtgeaarde onderwijsmensen, onze vakantie geëvalueerd. Ja, dat doen wij altijd en als er wat te verbeteren valt, stellen wij een verbeterplan voor het komende jaar op. Wij vonden dat ook dit jaar de filterkoffie heerlijk gesmaakt had. Ook konden wij de hypermarche-luchtbedden waarderen. Zij waren nog steeds heel en wij hebben als roosjes geslapen deze vakantie. Peter had heerlijk en niet gestoord door voetballende kinderen kunnen koken op zijn benzinebrandertje. En we hadden alleen maar aardige mensen ontmoet deze vakantie. Zo was er veel moois te noemen.
Ondertussen was de hele camping in diepe rust gedompeld. Wij schonken nog een restje wijn in onze glazen, peuterden het laatste velletje van het worstje waarvan wij niet meer wisten of het nou met, peper, vijg, wild zwijn of eend op smaak gemaakt was. En wij constateerden gelijktijdig dat het mooi geweest was. Toen stonden we op. Klapten de stoeltjes in en zetten ze onder de luifel en gingen naar binnen voor ons laatste nachtje luchtbed.
Tot zo ver niets aan de hand. Ik sliep fantastisch totdat ik van een oerkreet wakker werd ‘ HEE, WAT MOET JIJ IN ONZE TENT!’ Peter zat rechtop en voordat ik er erg in had schoot hij met een bliksemsnelle zwaai over mij heen en stond in de tent. Ik heb Peter nog nooit zo snel, soepel en heldhaftig mee gemaakt. Er had namelijk echt een kerel in onze tent gestaan. Peter was wakker geworden en meteen was al zijn Arendsoogkennis geactiveerd. Op het moment dat de man wilde toeslaan, was Peter hem voor. Nou ja, bijna voor, want de schavuit wist nog wel snel Peters mobieltje mee te rausen. Toen Peter in het donker buiten de tent stond heeft hij nog geprobeerd de boef te vinden door allerlei gebroken takjes te volgen. Maar ja, Arendsoog, of was het Winnetou, dat was te lang geleden. De boef is ontsnapt.
Daar stonden wij, in het pikkedonker in onze niemendalletjes ’s nachts buiten op een camping municipal. Ondertussen stroomde de Loire onverstoorbaar door. Het werd een internationaal gebeuren. De Engelse, Duitse, Vlaamse en Franse buren waren ook wakker geworden. Zo stonden wij Europees verenigd onder een sterrenhemel. Maar leuk was het niet, want de boef had enkele tenten kapot gesneden. Er waren tassen weg en er was geld gestolen. Maar ondertussen was iedereen het er wel over eens dat door Peters oerkreet de man het hazenpad gekozen had. En ik was best wel trots op mijn held.
Ik heb er nog wel over nagedacht. Wat levert zo’n avontuur nu op? Allereerst natuurlijk een boost voor ons huwelijk. Verder voelden we ons ook best Europees verenigd, al wilde de Engelsman wel meteen Frexit. En het gevoel dat je ook na zo’n beroving nog best blij kan zijn is een mooie ervaring. Er is je uiteindelijk niets ergers overkomen en hoe vervelend alles ook is, je weet dat het verlies van materiële zaken op te lossen is. Ook  heb ik mijzelf overwonnen en de boef de volgende ochtend een sms gestuurd met ‘Ik wens u een fijne ochtend toe’ in mijn beste Frans. Er gebeurde niets. Helaas.
Inmiddels ben ik weer thuis en zijn mijn Liddltassen niet meer gevuld met kleding, maar met allerhande Nederlandse boodschappen. Het leven begint gewoon weer, waar het voor de vakantie even gestopt was. Alsof er niets gebeurd is. We gaan er maar vanuit dat we volgend jaar weer gewoon gaan kamperen. Of er nog een vrolijke conversatie, danwel mailwisseling met onze verzekeringsman volgt, merken we dan wel. Voorlopig zitten mijn held en ik, dankzij de boef, weer zeer blij met elkaar een winter lang samen op de bank senseootjes te drinken. We hebben geconstateerd dat, ondanks luchtbed, dreigende regen en  de boef, deze vakantie onverbeterlijk goed was.

zaterdag 6 augustus 2016

Verlangen

Wat zoekt een mens eigenlijk in de vakantie? Dat vroeg ik me afgelopen week af. Dat kwam omdat we al een hele zwerftocht achter de rug hadden. We hadden veel gezien en van veel genoten, maar toch net niet gevonden dat wat we zochten. We waren bijvoorbeeld in de Pyreneeën en schrokken van de strengheid van de bergen en de ski-achtige uitstraling van de bebouwing. Dat vonden we vreemd, want de zuidelijke Alpen hebben ons altijd bekoord. Wilden we dan iets bekends?
Vervolgens waren we in Spanje en kregen ook al geen grip op het landschap en de bebouwing. We misten de Franse rommeligheid en ongepolijstheid. Toen we een Spaanse stad bezochten werd het al beter. Het had iets nieuws voor ons. Winkelstraten met vijf-zes-etagehoge gebouwen met houten uitbouwtjes, waarachter je vele gezinnen vermoedde. Binnen was vast een slingerende marmeren trap en waren betegelde gallerijen. Met andere woorden, je kon je een voorstelling maken van het leven van de mensen. Muren waren in intense kleuren gepleisterd en deden ook meteen denken aan Zuid-Amerika. Het prikkelde onze nieuwsgierigheid. Maar Spanje gaf niet veel prijs, of kwam dat omdat we het niet herkenden? Wilden we toch iets bekends?
Vervolgens reden we later langs de Loire. In eerste instantie dacht ik ‘het lijkt de dijk bij Den Nul wel, straks zitten we in Deventer’. Ook bloeide er een soort van fluitekruid langs de weg. In Nederland is dat heerlijk, maar in Frankrijk hoef ik dat niet. Dus dan wil ik weer niet iets bekends.
Nu zit ik aan diezelfde Loire op de camping en het is heerlijk! Koninklijk stroomt deze brede rivier door het dal van de koningen. Hij stroomt zoals hij al eeuwen stroomt en laat zich niet van de wijs brengen. Hele geschiedenissen hebben zich hier tussen Engelsen en Fransen afgespeeld. En dat boeit op deze camping municipal waar Engelsen en Fransen gemoedelijk samen bivakkeren en met hun verrekijkertje een zilverreiger aan de overkant spotten. Honderd jaar oorlog, dat is lang geleden.Gelukkig maar.
Ondertussen zit ik wel in een land dat opgeschrikt is door aanslagen. En ik vraag me af wat ik in de vakantie wil. Ik weet ook dat er mensen zijn die niet op vakantie kunnen, omdat zij er de mogelijkheden niet voor hebben en ik vraag me af wat ik in de vakantie wil. In Barcelona heeft de burgemeester een digitaal bord geplaatst met het aantal verdronken vluchtelingen en ik vraag me af wat ik wil in  de vakantie.
Ik denk aan ‘paradise lost en paradise regained’. Verlangen naar wat geweest is en zoeken naar wat komt en er soms al is. Doe ik dat? Ga ik misschien  op zoek naar het paradijs, in het gewone leven en in de vakantie? De burgemeester van Barcelona klaagt met haar digitale bord de Europese politiek aan. Het moet beter, humaner. Fransen verlangen naar veiligheid en wat wil ik? Ik wil geloof ik iets dat ik niet ken, maar mij meteen voor zich in neemt. Waar ik me onbekommerd aan over kan geven, omdat het goed is, mooi is, rechtvaardig is, maar wat verloren is.
Volgens mij verlang ik gewoon naar het paradijs en met mij vele anderen.

vrijdag 5 augustus 2016

Let it be

Nu moet ik toch echt nog iets schrijven over een dingetje in onze auto. U weet ondertussen dat we in een bar sjieke bak rijden. Het is dat we een glimmende dakkoffer hebben, anders zou ik er zo aan voorbij lopen. Maar goed, ik ben vanochtend netjes ingestapt en zit er nog steeds in. Tijd genoeg om me te verbazen over het dingetje. Ik zal uitleggen wat ik bedoel.
Ooit was de  enige luxe in onze kever een cassetterecorder. Als we precies negentig kilometer reden, dan draaiden de Beatles in het juiste tempo hun repertoire af. Wanneer wij frisse lucht nodig hadden, schoven we ergens een klepje open. Dit laatste was geloof ik het geval bij onze Dyane-Bestel. We waren heel  gelukkig those days my friend.
En dat zijn we deze dagen ook nog en dat komt deels door het dingetje. Het is een display met honderdduizend mogelijkheden. In de eerste plaats natuurlijk de airco. Niks geen gedoe met klepjes, maar gewoon een knopje en standje 1,2,3,4,5 streepjes. Ik ben al een keer met kippenvel uit de auto gekomen, maar dat was een ongelukje. Buiten is het 28 graden en binnen 20 graden. Ik kan bijna niet geloven dat het echt waar is.
Verder blijf ik mij verbazen over het navigatiesysteem. We hebben een Lucy die ons waarschuwt als er zich ‘een voertuig naast de weg bevindt’. Handig he? En ze heeft ons al diverse keren gewaarschuwd dat wij ‘de grens hebben overschreden’, waarbij zij zich niet alleen ons gewone kompas, maar ook nog eens ons morele kompas betoont. Het is echt gek, maar iedere keer als zij dat over die grens zegt, dan schrik ik toch.
Ik denk dat we er ongeveer vijfhonderd kilometer over gedaan hebben om er achter te komen hoe we de route naar Saint Piere de Chateauneuf moesten wissen, waardoor we bijna de goede afslag naar de peage misten en in the middel of no-where dreigden aan te komen. En Lucy maar door praten. Ik zou bijna een lelijk woord schrijven. Maar goed, we weten nu hoe we haar vakkundig de mond moeten snoeren.
Net heeft Peter ontdekt hoe hij op de display kan zien welke track van Let it be ( ja, dat zei hij echt!) afgespeeld wordt. Lekker belangrijk, maar Peter weet nu dat hij de LP nog niet hoeft om te draaien.
Op het schermpje kruipt een soort van blauwe worm omhoog en zie ik dat we naar het noorden rijden en dat we nog 157 kilometer te gaan hebben. Met enig geluk duurt dat nog 1.53 minuten. Ik schrijf met ‘enig geluk’. Lucy doet denk ik even een middagdut, want ze heeft nog niets gezegd over ‘druk verkeer’, wat meestal gelijk staat aan ‘file’. Op dit moment staan we regelmatig stil. Dus het zal wel meer dan 1.53 minuten worden. Wakker worden Luus!
Ik weet zeker dat het dingetje nog veel meer mogelijkheden heeft die ik nog niet ken. Maar ik heb al eerder eens geschreven dat het fijn is als er nog iets te raden is in het leven en ik denk dat ik voorlopig maar verder rijd in zalige onwetendheid. Mijn Peter heeft het dingetje al helemaal niet nodig. Hij heeft een soort TomTom in zijn hoofd en vindt altijd de weg. Als ik het hem vraagt zingt hij zo alle nummers van Let it be voor mij van track 1 tot pakhembeet track 8. Bovendien zit dat met het geestelijk kompas ook wel goed, al geloof ik sinds deze vakantie definitief niet meer in Sinterklaas. Voor de cooling down denk ik ‘Peter, met jou wil ik wel in zeven sloten’.
Maar niet met deze sjieke bak. Dat zou Lucy niet goedkeuren.

woensdag 3 augustus 2016

Tolpoortje

En toen was het avond geweest en het was morgen geworden en zaten we aan het ontbijt. De filterkoffie rook als vanouds, de crackertjes waren gesmeerd. En toen keken we naar de hoge bergen achter ons, daarna naar de horizon boven de zee voor ons. Beiden waren in nevelen gehuld. Ja, en zie het was niet goed. Tenminste, daartoe besloten wij.
Het regende nog niet, de auto stond wel netjes onder ons terras geparkeerd en we hadden nog geen plan voor deze dag gemaakt. Drie argumenten die het gemakkelijk maakten om te besluiten op te pakken en toen we daarbij nog bedachten dat in Frankrijk de zon weer scheen, waren we om. Na het ontbijt zouden we oppakken.
Zo gezegd, zo gedaan. Toen we uiteindelijk niet geheel okselfris in de auto zaten, keken we elkaar weer trots aan.’Wir haben es geschafft’. Ja, weer in een uur! Het is onze geheime wedstrijd om steeds sneller te kunnen oppakken. Met de oude bus was dat helemaal geen probleem. We pleurden alles er achter elkaar in, maar nu moeten we opletten. Edoch, we waren in een uur klaar.
We hebben wel meer van die vreemde wedstrijdjes. Kent u deze? Hoe snel vind je de juiste parkeerplek? Vooral als je aan komt rijden bij zo’n grote Aire de Place in Frankrijk. Het stikt er van de bordjes en pijlen en je zou zeggen dat er dan niks meer mis kan gaan. Maar wij presteren het altijd om op de parkeerplaats van de vrachtwagens terecht te komen. Ook hebben wij regelmatig tot onze schrik bemerkt dat wij alweer op de oprit naar de snelweg reden. Erg lastig als je net jezelf overwonnen had en besloten had tot een Frans toilet-langs-de-snelweg. We zijn dus erg tevreden als we in een keer soepeltjes op het pompstation afrijden en niet bij de benzinepomp of op de vrachtwagenparkeerplaats terecht komen, maar op de parkeerplaats voor auto’s.
Het volgende wedstrijdje is dan het vinden van een plekje met schaduw, dat niet naar urine ruikt. Dat laatste is ons nog niet vaak gelukt, maar we blijven trainen.
Nog zo’n raar intern wedstrijdje is het vinden van het juiste tolpoortje op de tolweg. Ik mag dan uit een geslacht van tollenaars komen, maar dat levert me in dit geval geen voordeel op. Er zijn diverse problemen onderweg bij het vinden van zo’n tolpoortje. In de eerste plaats word je al overvallen door de mededeling dat er een ‘gare de peage’ aanstaande is. Je bent meteen afgeleid, want waar is je portemonnee? Je had hem toch op zo’n Handig Plekje neergelegd! Vergeet het maar. Ondertussen zie je in de verte twintig tolpoortjes met allemaal verschillende aanwijzingen erboven razendsnel naderen. Peter raakt gestrest.’Moet ik die linkse?’ Dat weet ik dan ook even niet. Wat betekent een oranje T ook alweer, of moeten we het bord met de rechthoekjes hebben? Ooit besloot ik dat je altijd de rechtse rij moet hebben, omdat die rij het kortste is, maar als daar weer een bord boven hangt dat je zo snel niet thuis kan brengen, wordt het moeilijk. Zo gaan wij al zigzaggend op de tolpoortjes af. Dat is gevaarlijk, want pas op het laatst vormen zich uit de massa’s auto’s die op de poortjes afrijden pas rijen en dan merk je of je goed staat. Nou, wij hebben onze wedstrijd gewonnen als we zonder dubben, in een streep op het goede poortje af rijden en dan ook nog meteen in goede bedrag in het kotsbakje aan het poortje gooien.
Verder hadden wij vandaag een wedstrijd met Sinterklaas en dan hou ik op met die wedstrijdonzin.Tot onze grote verbazing geloofde hij vandaag ook niet meer in zichzelf en vertrok in een oude roestige bus uit Spanje. Dat schiep meteen een band. Deze witbebaarde Fries sprekende man heeft een paar keer net voor, of achter ons bij diverse tolpoortjes gestaan. Hij zwaaide vrolijk naar ons. Op een geven moment realiseerden wij ons dat wij waarschijnlijk gewonnen hadden. We hebben hem niet meer gezien. U snapt dat ik door deze actie weer van mijn geloof in Sinterklaas ben afgevallen.
Ondertussen rijden wij steeds verder in het almaar zonniger wordende Frankrijk. Ik geloof dat het nog goed komt. Morgen zitten wij weer aan ons petit dejeuner in een fraai Frans ochtendzonnetje. Misschien doe ik zelfs wel een wedstrijdje ‘opstaan’ met de zon.
Zin aan.

zondag 31 juli 2016

Spanje

Het leek net alsof de bergen ons uitzwaaiden. Onverwacht elegant eigenlijk. In een grote sierlijke golfbeweging gleden wij het berglandschap uit. Het voelde als een wals. Maar toen we nog een keertje omkeken, zagen we boven de Pyreneeën al weer donkere wolken als een strenge frons zich samen pakken. Snel wendden we onze blik. Een langzaam glooiend en groen landschap strekte zich voor ons uit. Pleisterkleurige koeien graasden rustig in het weiland naast de weg. Nee, dit zag er hoopvol uit.
Ondertussen wees Lucy ons de weg en dat was maar goed ook, want we zijn het Baskisch nog steeds niet machtig en kunnen de bordjes niet lezen. Er is ons geen enkele neiging om het Baskisch te leren, maar toen we een middag in Pamplona waren, hadden we allebei het gevoel dat we nodig Spaans moesten leren. We zijn er mee begonnen.’Dos vinos blancos’, dat is het eerste dat we leerden van een ober die geen Engels kon. Let op, de v spreek je uit als een soort b en de b blijft een b. We zijn wel bang dat we de neiging zullen hebben om onze enige kennis van het Italiaans te gaan verspaansen. Ooit hebben we een Nederlands werkwoord verfranst en toen bleek dat we wel iets heel vreemds vroegen aan de man van het postkantoor. Ik zal niet vermelden wat, maar het schaamrood stond ons op de kaken toen we uiteindelijk buiten op de stoep stonden.
Onze reis ging uiteindelijk niet zo vlot als we gehoopt hadden, maar aan het eind van de middag hadden we onder toeziend oog van Spaanse families met caravan-met voortent-met kooktent ons dewaardtentje opgezet. Dat was nog niet gemakkelijk, want onze auto stond een terras lager. Maar toen we geïnstalleerd waren en op onze klapstoeltjes ons laatste blikje hertogjanbier opdronken, waren we zeer tevreden. De zon scheen en we hadden uitzicht op de zee. Om ons heen klonk het geratel van Spaanse campinggasten, maar dat deerde ons niet. We konden ook hier geen chocola van maken en hoefden er dus niet naar te luisteren.
Toch is het niet leuk als je de taal niet spreekt. Als je alleen maar minzaam kunt knikken wanneer er mensen passeren. Ik weet dat je ‘ollah’ kunt zeggen, een omgekeerd hallo. Maar in Nederland groet je toch ook niet iedereen met ‘hallo’? Ook voel ik me gehandicapt omdat ik alleen maar tot drie kan tellen in het Spaans. Maar verder is het geweldig. We hebben als dolfijnen in de  golven van de oceaan gespeeld. En dat als vijftigplusser! Spanjaarden lagen op het strand of gingen tot hun knieën in het water. Maar wij Nederlanders, dijkenbouwers, watermanagers, sluiskeerders tot in het diepst van onze genen, toonden meteen dat wij geen angst voor het water hebben. Sterker nog, we houden ervan. De Spanjaarden hebben het niet gezien. Zij waren met heel iets anders bezig. Zij bouwden van zand ware kunstwerken. Als kleine Gaudi’s in de dop druppelden zij van nat zand torens en slingerenden zij muurtjes ertussen, nee zeker geen dijken, en versierden die met steentjes en takken.
Wat heerlijk spelen allemaal. Dit zou eindeloos moeten duren. Helaas pakten boven ons alweer wolken samen. Omdat we niet echt bang van water zijn besloten we toch nog wat nachten te blijven. Je bent per slot van rekening hollander of niet he? We installeerden onze klapstoeltjes ‘con vistas sol mares’ ofzo ( oei gevaarlijk!) en schonken onszelf dos binos blancos in.
Voorlopig zaten we goed.

vrijdag 29 juli 2016

reisgidsje

Ik beschouw mezelf doorgaans als een gelovig mens. Maar zo nu en dan krijgt dat geloof wel een knauw. En daar heb ik deze vakantie last van. Gisteren was het zo’n dag. Het begon weer bewolkt. Vreemd genoeg was de tent wel helemaal droog. Peter beloofde naar de receptie te gaan, want daar is WiFi, om te kijken wat Yahoo voor weer voor ons in petto had. Hij kwam opgetogen terug en zei dat het om twee uur zonnig zou worden. Om twee uur! Op dit moment waren de Pyreneeën nog volop in nevelen gehuld. Vooruit, eerst nog maar wat lezen dan, ook nooit slecht voor een mens.
Maar om tien  voor twee was er nog niets veranderd. Mijn vader geloofde vroeger heilig in wat Piet Pelleboer ons via de wereldomroep beloofde. In Nederland hebben we nu een andere weerpiet, daar geloof ik al wat minder in en hier moeten we het doen met Yahoo. Ik geloof er helemaal niets meer van.
Volgens Peter stond in het reisgidsje dat hij in de uitverkoop had gekocht, dat het aan de andere kant van berg mooi weer is. Geloofde ik dat? Volgens mij is geloven ook voor een groot deel het erop wagen en dus stapten we in onze onderkoelde grotemensenauto om te zien of aan de andere kant, Spanje dus, de zon scheen.
We slingerden in onze auto door dalen en langs hellingen. De varens stonden manshoog in de berm. Zo nu en dan kwamen we  langs een bordje dat ons waarschuwde voor overstekende pelgrims. Dat leek mij overigens erg vreemd, want links van de weg ging de helling loodrecht naar beneden en rechts ging hij loodrecht omhoog. Het werd stiller en stiller. We passeerden in een bocht een roestige en uitgebrande transportbus die ook nog eens met graffiti ondergespoten was. Het ontlokte Peter een betoog over Basken, ETA en het terrorisme in het bijzonder. Heel interessant en net als in zijn verhaal, scheen er nog steeds geen zon in dit verlaten land.
Maar Peter had zin, heel veel zin, want we gingen naar Roncevalles. Al zijn historische en literaire gevoelens vierden hoogtij. Dat was de plek waar bisschop Tulpijn voor Karel de Grote de Saracenen de pan in hakte.Er volgde nogmaals een uiteenzetting van Peters kant. Hij vertelde hoe de bisschop al bloedend links en rechts de vijand neerstak en hoe Roeland, ja die van het Roelandslied, op de tand van een olifant blies en dat Karel uit het verre Aken hem bliksemsnel te hulp schoot. Ja, alweer een kwestie van geloven. Peter is daar beter in dan ik, denk ik. Maar het was een mooi verhaal, dat wel. Een verhaal dat in deze sombere bergen uitermate goed past bij een knappend haardvuur.
Op de pas van Roncevalles was het mistig en winderig, maar toen we tweehonderd meter doorgereden waren, was daar het wonder! De zon! Werkelijk in Spanje scheen de zon! Het reisgidsje van Peter had gelijk. Niks mis met de uitverkoop en ik  zou van puur geluk weer in Sinterklaas gaan geloven. Ik wist een ding zeker. Morgen gaan we naar Spanje.Dat is goed voor mij. Daar word ik weer een gelovig mens van, althans voor wat betreft reisgidsjes.
Op dit moment zit ik dus te typen bij de receptie en Peter bestudeert voor de tent Spaans reisgidsje. Dit lijkt me een prima verdeling en ik weet het zeker. Morgen wagen we het erop. Sinterklaas, here we come!

woensdag 27 juli 2016

Vakantiezondaggevoel

Vandaag is het zondag en zondag op een camping geeft mij altijd een vreemd gevoel. Het begon gisteravond al. Toen moest ik mijn IPad tevoorschijn halen om te zien welke dag het was. Het bleek zaterdagavond te zijn, ergo... Juist, vandaag is het zondag.
We zitten ondertussen in een andere streek. We zitten in een strenge streek. Zo voelt het voor mij. Toen we opstonden was het grijs. Het was alsof de bergen wilden zeggen ‘We zullen het eens aanzien vandaag, misschien krijg je nog een beetje zon. Maar dat hangt helemaal van jou af.’ Nee, hier krijg je niets voor niets.
Ik zal niet zeggen dat dat de reden was dat wij naar de mis gingen. Wij zitten in de streek van de pelgrimages naar Santiago di Compostella. En daarbij hoort toch wel enige ingekeerdheid  bij en het je afvragen wat belangrijk is in het leven.
We liepen door de straatjes van het middeleeuwse stadje en konden ons niet aan de indruk onttrekken dat hier commercie en religie toch enigszins hand in hand gaan. Dat was in de middeleeuwen al het geval en dat is nu natuurlijk ook zo. Een mens moet bestaan immers?
De kerk was een eeuwenoud en vrij sober gebouw. Misschien wel wat streng zelfs, maar het zat afgeladen vol en echt niet alleen met oude vrouwen. Er was een cantor en cantorij en met elkaar werd er stevig gezongen. De priester deed een groot gedeelte van de liturgie in het Baskisch en dat was lastig. Het is een taal waar je kop nog staart aan kunt ontdekken, maar ‘halleluja’ klinkt in alle talen ongeveer hetzelfde. Want ondanks het gebrek aan zon en de aanwezigheid van strenge bergen, is er veel om voor te danken. En dat vonden de kerkgangers ook denk ik.
Na een dienst van ruim een uur stonden we weer buiten op de stoep. Tja, wat zouden we nu doen? Daar kwam dat vreemde vakantiezondaggevoel weer om de hoek kijken. Winkeltjes zijn open, capuchinootje lokt en nog veel meer leuks. Thuis heb je zo je rituelen. Maar in de vakantie heb je ze ook. Ik kan zeggen dat we van alles genoten hebben. We hebben ons zelfs nog weer eens aan de hogere kunst uitgeleverd. En we kregen het. We kregen het allemaal voor niets. We hoefden er niets voor te doen. Eigenlijk kan ik vandaag maar een ding zeggen en dat klinkt in alle talen ongeveer hetzelfde.
Ik zeg ‘Halleluja!’

maandag 25 juli 2016

Volle maan

Ik ben niet helemaal in een goede stemming op het moment. Ik zal uitleggen hoe dat komt. We zitten onder de luifel en die staat scheef. Peter heeft een poot van de luifel ingekort omdat het regent. Nu kan het water van de luifel lopen. En ik ga op vakantie naar het zuiden, omdat ik geen regen wil, ik wil zon. U zult het met mij eens zijn, regen hebben we al genoeg gehad de afgelopen tijd. Dus ik vind dat ik alle recht heb om niet al te vrolijk te zijn.
We hebben geprobeerd daar wat aan te doen. We zijn in onze bolide gestapt om af te taaien naar de hypermarche. Daar kochten we een fles whisky met honing. Daar warm je zo lekker van op. Maar we waren vergeten dat we een auto met airco hebben tegenwoordig. En die moest aan, omdat de ruiten van de auto besloegen. Dus kwamen we nog kouder uit de auto dan we al waren. Nou ja, niet teveel klagen Jannet. De whisky was heerlijk.
Ja, soms heb je verwachtingen die niet helemaal uitkomen. In mijn werk heb ik al geleerd dat het belangrijk is om van elkaars verwachtingen op de hoogte te zijn. Dat voorkomt frustratie. In een huwelijk is dat nog belangrijker zou ik denken, want je moet nog even voort. Ik dacht altijd dat Peter en ik aardig op een lijn zaten. Toch is dat niet zo. Ik zal hier een ontboezeming doen en daar houdt het dan bij op. Je moet nooit al je geheimen prijs geven vind ik.
Avond aan avond zitten wij samen voor de tent. Daar stroomt de Dordogne. Daar kun je naar kijken of je kunt gewoon je gedownloade krant lezen. Ik keek en Peter las. Prima. Maar na verloop van tijd werd het toch tijd voor een glas wijn. In mijn opinie hoor je daarbij niet de krant gelezen. Maar oké. Toen werd het volle maan en die maan scheen zo betoverend over de Dordogne. Ik was helemaal into. Wat een prachtig tafereel speelde zich voor mijn ogen af en het zou nog mooier zijn als er nu er heel rustig een kano met een man erin de rivier afzakte. Diep gelukkig zou ik zijn. Oh, heerlijk, poëzie! En dan had ik ook nog het  geluk dat er een neerlandicus naast me zat. ‘Peter, zei ik, waar denk jij nu aan’? Het kon niet anders of hij moest de volle maan en de rivier zien. Hij scheurde zich los van de berichtgeving over Turkije en keek mij welwillend aan en zag dat ik naar de rivier keek. ‘Oh, uh, aan Piet Prins, zei hij, aan Wambo’. ‘Aan Piet Prins’, dat zei hij! Mijn hele idylle was meteen aan gort. Ik had gedacht dat Peter, net als ik, meteen aan Melopee van Paul van Ostaijen moest denken. Nee, deze man denkt aan een kinderboekenschrijver die op zijn geweten heeft dat volksstammen gereformeerde kinderen denken dat heel Nederland in de tweede wereldoorlog onderduikers op zolder had. Nou, dat is flauw van mij, maar ik had van Peter toch iets anders verwacht, iets wat meer mijn poëtische ziel kon beroeren. Over verwachtingen gesproken.
Maar ja, hoe erg is dit, denk ik nu. Die Piet Prins heeft er wel voor gezorgd dat je als kind urenlang plezier beleefde aan het lezen van een boek. Ook bij mij trouwens. En vervolgens lees je als groot mens van alles, van krant tot poëzie. Dat komt omdat je vroeger al gemerkt hebt dat lezen geweldig is.
Laten we maar zeggen dat mijn verwachting op dat moment niet helemaal goed op Peter afgestemd was. Maar toen ik hem uitlegde waar ik aan gedacht had zag ik dat hij het begreep. Natuurlijk kende hij Melopee! We hadden het er even over en daarna verdiepte hij zich weer in de Europese politiek.
Ook nu heb ik weer last van poëzie en ik zal Peter niet vragen waar hij nu aan moet denken. Ik zal verklappen waar ik aan denk : ‘het regent en het is november’...., van J.C. Bloem. Van poëzie in je leven word je niet altijd blij. Maar voor een mooie afsluiting eindig ik toch maar met Paul van Ostaijen.

Melopee

Onder de maan schuift de lange rivier
Over de lange rivier schuift moede de maan
Onder de maan op de lange rivier schuift de kano naar zee

Langs het hoogriet
langs de laagwei
schuift de kano naar zee
schuift met de schuivende maan de kano naar zee
Zo zijn ze gezellen naar zee de kano de maan en de man
Waarom schuiven de maan en de man getweeën gedwee naar de zee

Paul van Ostaijen
In: Gedichten, 1928

zaterdag 23 juli 2016

Dubbele schroef

Na een nacht was het al zo ver. Ik was er al bang voor. En wie mijn verhaaltjes van vorig jaar heeft 
gelezen, heeft nu misschien een klein vermoeden. Laat ik duidelijk zijn en bij het begin beginnen. ’s Morgens om kwart over zes begon onze vakantie. Na enig gepruts hadden we de dakkoffer op slot gekregen en stapten toch ietwat onwennig in een volgepakte grotemensenauto om richting Dordogne te gaan. Zwijgend reden we richting de A28 en voegden soepeltjes in tussen de andere grotemensenauto’s. Vorig jaar reden we nog in onze  oude roestige vw-bus en was dit het moment waarop we tegen elkaar zeiden ‘hij rijdt weer als een zonnetje’. We keken elkaar even aan en constateerden dat dit niet de uitdrukking was die paste bij de auto waar we nu in zaten. Deze auto, die de lijn had van een zweepslag in een jugendstilaffiche. Deze uitdrukking las ik deze vakantie in een boek en ik had me meteen voorgenomen om hem te gaan gebruiken. Dat doe ik dan bij dezen. Ik heb het dan ook maar weer gehad. Zo mooi uitgedrukt en wellicht weet u ook welke vloeiende sierlijkheid hierbij hoort. Dus u snapt dat ‘rijden als een zonnetje’ hier niet bij past. Nee, we zweefden in onze bijna nieuwe bolide over de A28 en op het dashboard zag het knopje van de airconditioning er veelbelovend uit.
Het werd een heerlijke reis. Ook dit keer hadden we weer een ‘Lucy’ die ons over snelwegen, peages en kleine weggetjes richting dat kleine campinkje aan de Dordogne navigeerde. Zij was echt heel fijn. Ook haar taalgebruik sprak ons aan. Zij sprak zinnen als ‘gedurende enige kilometers vervolgt u deze weg’ of wat ik ook mooi vind ‘dadelijk neemt u de eerste afslag naar rechts’. Ik denk dat het Peter ook aansprak, hij heeft namelijk de hele weg blindelings gedaan wat deze Lucy hem op vriendelijke wijze verzocht. Als het lang duurde voordat er weer een afslag kwam stelde zij ons gerust door ons nogmaals bemoedigend toe te spreken. Zij zei dan enkel ‘ blijf deze weg vervolgen’. Heerlijk.
Zo kwamen wij min of meer uitgerust en airconditioned aan op de camping. Zwijgend zetten wij onze tent op, parkeerden De Kist op het bekende plekje in de tent en klapten onze stoeltjes uit. Peter zeeg neer, want hij was ondanks Lucy, een soepel snorrende motor en een onovertroffen airconditioning toch wel moe.
Ik koos het fijnste luchtbed uit en pompte hem op. Even dacht ik aan een schietgebedje, maar dat vond ik niet passen. Had ik het maar gedaan. Dit koninklijke luchtbed heeft twee compartimenten. Toen wij gingen liggen had ik al even het gevoel dat Peters helft wat zachter aan voelde. Maar deze jongen viel ogenblikkelijk in slaap en gaf geen krimp. Om half vier werden wij wakker. Ja hoor, Peters helft was helemaal leeg. Oppompen dan maar. Maar goed, het kwaad was al geschied. De volgende dag heb ik luchtbed nummer twee opgepompt. Maar dat bleek zo’n akelig smal geval te zijn, dat ik mijzelf de ochtend daarop in de voortent terug vond.
En nu hebben we bij de hypermarche twee eenpersoonsluchtbedden gekocht die bij de Action 9,95 kosten, maar hier het drievoudige.
Wel vragen we ons af hoe Peter er op moet gaan liggen. Hij ligt namelijk achter. Het leek ons, in verband met mogelijke ‘lekkage’ niet goed om op de knieën naar achter te kruipen. Dus gaan we straks oefenen. We denken dat een dubbele schroef, maar dan horizontaal, kans van slagen heeft, omdat dan het gewicht, ook niet niks, evenwichtig verdeeld wordt. Hoe zou u dat doen? Het is wel belangrijk dat het allemaal goed gaat. Anders komt een caravan met koudschuimmatrassen in beeld. En daar zijn we nog niet aan toe. Die grotemensenauto is al zo wennen.
We zitten nu voor de tent en stellen het slapen nog maar even uit. Het is pikdonker en ons stormlampje geeft gezellig licht. Peter haalt een flesje wijn tevoorschijn die we net als vorig jaar, uit een tienmeterlange gang vol wijnflessen hebben gevist. Juist ja, dezelfde, die ook vorig jaar in de plaatselijke Coop in de aanbieding was. Laat die luchtbedden nog maar even wachten. Met een glas wijn op is de kans dat Peter, als een echte Epke Zonderland, met een sierlijke schroef op het achterste luchtbed belandt het grootst. Denken we.
Hopen we.

woensdag 20 juli 2016

Lidltassen

Gisteravond was het weer zover. Misschien weet u nog wel van vorig jaar. Toen hadden wij ons met onze oude dewaardtent aan de oever van de Dordogne op de eerste rang geposteerd. En nu is het avond geweest en is het morgen geworden en we staan weer aan de oever van deze gestaag stromende rivier. Ik kan niet anders zeggen dan ‘en het is zeer goed.' 


Ons eerste kopje filterkoffie  is genuttigd, er hangt een miniwasje aan de lijn en er zijn al hele vloten kano’s schots en scheef door ons blikveld gevaren.
Toch gaat er aan deze idylle al weer wat kampeerdersleed vooraf. En kampeerdersleed heeft bij ons vooral met Het Grote Zoeken te maken. Ik kan nog wel wat opnoemen, maar hier laat ik het eerst even bij. 
Ik ben van nature niet zo’n georganiseerd mens, tenminste dat denk ik. Vorig jaar schreef ik al eens dat ik dacht dat het best mogelijk was dat je in de vakantie wordt wie je bent. Ik hoopte het althans. In de vakantie vind ik het namelijk heerlijk om alles een goed plekje te geven. Een handig plekje vooral. Maar ik ben er al wel achter dat ‘handig’ een volkomen subjectief gegeven is. Wat ik namelijk handig vind, vindt  Peter helemaal niet handig. Neem nou bijvoorbeeld die korte broek. Toen wij nog maar net in totaal verhitte toestand onze tent hadden opgezet, liet Peter met een grote zucht midden in de tent zijn spijkerbroek zakken, stapte eruit en ging vol goede moed op zoek naar zijn flodderigste flodderkortebroek. Daar werd hij niet blij van. En ik ook niet. Ik had namelijk net twee mooie spiksplinternieuwe lidltassen keurig naast elkaar en, zo handig, achter het gordijntje neergezet. Binnen de kortste keren stonden ze ook midden in de tent en lagen de keurignet gevouwen polo’s van meneer in een wirwar op een grote hoop naast de spijkerbroek op het grondzeil. Maar zijn Grote Zoeken werd beloond. Met een tevreden snuit hield hij de flodderbroek omhoog. ‘Gevonden!’ riep hij triomfantelijk en stapte in het geval. Hij liet het elastiek van zijn broek nog een keer extra op zijn schoolmeestersbuik knallen en liep onbekommerd onder de luifel door naar buiten, richting de Dordogne. Daar rekte hij zich eens uit en speurde de oever van de overkant af. Misschien werd zijn vrijheidblijheidgevoel meteen beloond met de blauwe schicht van een ijsvogel.
Ook ik had mijn privézoektocht al ondernomen. Ik had in de hitte van de strijd tijdens het opzetten van de tent mijn horloge afgedaan. Nergens meer te vinden. En dat is behoorlijk irritant. Je wilt toch niet iedere keer als je wilt weten hoe laat het is, eerst je bril opzoeken om vervolgens je telefoon te zoeken, om daarna daarop te kunnen zien hoe laat het is. Ik vond mijn horloge niet.Tijdens het ontbijt vanochtend lieten wij al scannend onze ogen over het grasveldje gaan. Misschien zagen we het horloge NU! Nee, helaas, dat was niet het geval. Maar toen Peter nogmaals in de tent aan het zoeken ging en ik mijn hart vasthield voor omgekeerde lidltassen, klonk wederom triomfantelijk ‘Gevonden!’ Achter De Kist, naast het handige waszakje, lag mijn horloge. Weer werd Het Grote Zoeken beloond. Tevreden lieten wij ons in onze klapstoeltjes zakken en dronken ons laatste restje koffie op. 
Kampeerdersleed? Het Grote Zoeken? Hoe erg is het? Als je gevonden hebt wat je zocht, ben je blij en is alles vergeten. En verder denk ik dat als alles helder is, alles een vaste plek heeft en er niets meer te raden of te zoeken is, hoe interessant is dan het leven? Zo heb ik aan de oever van de Dordogne, op deze eerste vakantieochtend voor de tent, al weer wat om over te filosoferen. Ik ben benieuwd wat mijn filosoof in zijn flodderkortebroek daarover te zeggen heeft als hij terug komt met een pain traditionel. Ik hoop trouwens dat hij een boulanger gevonden heeft, anders moeten we vanmiddag nog maar eens op zoek gaan naar een plaatselijke bakker om daar ons dagelijks broodje te kopen. Geen probleem. Ik heb in mijn ondoorgrondelijk filosofische wijsheid besloten dat ik Het Grote Zoeken, dit kampeerdersleed, maar onder kampeerderslief ga scharen. 
Handig toch?

woensdag 8 juni 2016

Nestkastje

Ik heb geen ruzie met mijn man, maar het scheelde niet veel. Ik zit stokstijf op mijn groen uitgeslagen tuinbankje, ik mag niets zeggen. En het begon zo goed vanochtend. Blij gooide ik mijn tuindeur open en jodelde naar binnen dat het weer een prachtige dag werd. Dat had ik niet moeten doen. Mijn man schoof met een ruk zijn stoel naar achteren en siste me tussen zijn tanden door toe dat ik niet zo moest schreeuwen. Daar begreep ik niets van. De buren waren weg, mijn zoon is uitgevlogen en ligt elders te slapen en wij waren al wakker. Mijn man duwde mij naar buiten en gebaarde naar het tuinbankje. ‘Zitten!’ Er was geen ontkomen aan. Enigszins onthutst ging ik schielijk op het bankje zitten en keek naar mijn man. Hij wees naar rechts. Net toen ik wilde gaan zeggen dat ik gezien dat de blauwe regen uitgebloeid was, legde hij zijn hand op mijn mond.
Hij boog zich naar mij voorover en fluisterde ‘het gaat gebeuren vandaag’. U snapt het nu natuurlijk niet, maar ik snapte het wel. Opeens. Al dagenlang is mijn man helemaal into het nestkastje. HET nestkastje. We hebben er vijf. Vier ervan staan leeg, maar een is er na jaren van leegstand bewoond. En Peter is diep gelukkig. Het levert hem trouwens wel kopzorgen op. Wanneer hij op het bankje zit en moeder pimpelmees of vader pimpelmees heeft zich langer dan tien minuten niet laten zien, dan is Peter bang dat de grijswitte kat die al dagen in onze tuin rond sluipt, het beestje heeft gevangen. Al zijn vaderlijke gevoelens vieren op dit moment hoogtij.
Ik ben ook niet zo dol op die grijswitte kat. Dit beest heeft besloten dat onze net aangelegde voortuin tot zijn territorium behoort en hij poept er dus dat het een lieve lust is. Ook verdenk ik hem ervan dat hij het op onze vissen in de vijver heeft gemunt. Maar dat is misschien over. Laatst hoorde ik een plons en ik zag het beest in de vijver koppie-onder gaan. Heftig spartelend heeft hij zich uit de vijver gehesen. ‘Net goed’, dacht ik en met mij dachten de goudvissen dat. Daar maak ik me geen zorgen meer over. Maar Peter maakt zich nog steeds zorgen over de pimpelmeesjes. Zou het werkelijk gaan gebeuren dat ze vandaag uitvliegen?
Mijn zoon heeft ook tijden gedreigd dat hij ons nest zou verlaten. Maar er kwam steeds van alles tussen, tot en met een gebroken been en vader en moeder bleven maar zorgen. Hij kreeg min of meer op tijd zijn eten, zijn wasje werd gedraaid en ook zaten we nog wel eens samen op de bank. En ondertussen dacht ik ‘wanneer zal het gebeuren?’ Ik vond eigenlijk dat onze opvoeding wel was afgerond. Of onze opvoeding gelukt was, ja, daar had ik wel zo mijn twijfels over.
Wanneer is je opvoeding eigenlijk gelukt? Is het gelukt als je kinderen uitvliegen en op eigen benen staan? Als ze voor hun kostje kunnen zorgen? Het is meer. Maar wat dan? Mijn oudste zoon is diep gelukkig, hij is net de trotse eigenaar van een heuse De Waardtent geworden. Het voelt als een soort lukken van de opvoeding. Maar dat zou betekenen dat wanneer je kinderen dezelfde keuzes maken als jij, dat het opvoeden dan succesvol is geweest. Dan zijn ze dus een soort kopie van jou geworden. Ik ben er nog niet uit. U?
Ondertussen zit ik nog op mijn bankje. Vader pimpelmees is heel druk. Hij glipt in en uit het vlieggat van het nestkastje. Het is net alsof hij voordoet aan zijn kroost hoe je uit het kastje moet komen. Ja, ik zie zo nu en dan snaveltjes uit het vlieggat steken. Er is niets in mij dat nog de neiging tot jodelen heeft. Ademloos kijk ik toe. Oei, wat is dat vadertje toch druk. Nu laat hij zien hoe je vanuit het gat moet wegvliegen. Hij vliegt steeds naar een tak van de prunus. En weer terug. En ja hoor, eindelijk is er een kleine held die zich uit het vlieggat waagt. Zou hij het nest gaan verlaten? De tijd verstrijkt en ik blijf zitten. Op mijn hoede voor eksters en een grijswitte kat.
En dan is het zover. Het jonge beestje waagt de sprong. Ik houd mijn adem in. Het lijkt erop dat hij naar beneden tuimelt, maar vlak voordat hij de grond raakt heeft hij de vleugelslag te pakken en moeizaam fladdert hij omhoog en belandt tussen de klimop van de schutting. Ik voel mij net zo trots als toen mijn jongste zoon eeeeindelijk zijn eerste stapjes deed. Het voelt als een soort van lukken van de opvoeding. Voor de pimpelmees is dat zeker het geval. Opvoeden is bij pimpelmezen zorgen dat je uit de klauwen van een grijswitte kat blijft, dat je weet dat een ekster gevaarlijk is, dat je overleeft. Ik heb mijn jongste zoon toen hij het nest verliet ook een overlevingspakket mee gegeven, maar dat is voeden. Geen opvoeden. Of is dat ook opvoeden? Het is zorgen. Ik denk nu dat als mijn nestvlieders ook kunnen zorgen, dat ze zorg hebben voor anderen en in die zin dezelfde keuze maken als wij, dat de opvoeding voor een deel gelukt is.Wat denkt u?

Op dit moment tetteren eksters op het dak van de buren en ik zie de grijswitte kat tussen de struiken wegglippen. Ik zit op mijn bankje en houd mijn adem in.

zondag 8 mei 2016

Fietsendrager



 Komt het door de witte wijn die ik in de late middagzon heb zitten drinken of door iets anders. Ik
weet het niet precies. Sommige mensen zeggen in zo´n geval ´ik moet iets met je delen´. Meestal krijg ik de kriebels van deze uitdrukking, maar ik kan er niet om heen, ik móét iets delen.  
Ik had een fantastische dag. Ik zit hier met een strak terschellinggezicht achter mijn laptop. Wij gingen fietsen en vandaag zag ik een dijk, schapen, het IJsselmeer, de zon en machtig veel weiland. Zo nu en dan zag ik een kerktoren, maar ook keek ik tegen de roze polo van Peter aan. De man waar ik al meer dan dertig jaar achteraan fiets.
Het mooiste van alles was dat ik me vrij voelde. Ik fietste in de wind en de zon en zag om me heen het Friese land zoals Benner het ook gezien moet hebben. Tenminste, dat verbeeldde ik me. Het waaide behoorlijk en we voelden na flink wat kilometers een ontzettende drang tot ijs opkomen. Toevalligerwijs stond aan het begin van een doodlopend weggetje een bordje dat naar een ijsboerderij verwees. Daar konden we niet om heen en we belandden op een stoffig boerenerf. We drukten op een belletje en er kwam een fris Fries meisje tevoorschijn. Het boerenijsje was heerlijk. Ik zag ondertussen de koeien in de stal. Hun staarten zwiepten heen en weer en een boerenzoon wipte behendig tussen de koeien door om ze van voer te voorzien. En verder was het helemaal stil.
Toen ons ijsje op was, reden we terug naar het parkeerplekje van onze grotemensenauto. U weet misschien nog wel dat wij ooit een bus hadden. Maar dat is sinds enige maanden verleden tijd. Nu rijden wij in een echte auto. Hij is haringgrijs en sjiek. Dat laatste vind ik. Op een parkeerplaats loop ik hem dan ook meestal voorbij en moet ik even zoeken voordat ik hem vind. Maar op dit kleine parkeerstrookje herkende ik hem direct en dit kwam ook door iets anders. En daar begint mijn verwarring dus. Ik herkende onze auto aan de fietsendrager. De fietsendrager die ervoor gezorgd had dat ik een fantastische dag had.
Maar ik deed iets stoms. Ik maakte een foto van het geval en plaatste hem op Facebook. Daarmee gaf ik meteen een kijkje in mijn ziel. Ik biechtte iets op in de trant van dat ik nu toch echt wel een bepaalde leeftijd had bereikt. En dat we nu tot een speciale categorie mensen gingen behoren. Stom stom.
Meteen barstte het los op facebook. Men had het over trainingspakken, human nature, pakjes drinken en wat dies meer zij. Met dank aan Birgit Kaandorp. Wat wel opvallend was dat de mensen die reageerden ook van een bepaalde leeftijd waren. Wat zouden zij doen in hun vrije tijd? Een beetje in de tuin zitten? Tafel dekken en opruimen? Een beetje bruine benen kweken?  Ingewikkelde boeken lezen? Al die dingen doe ik al zo vaak. Best saai eigenlijk. Al schrijvende bedenk ik nu dat die fietsendrager eigenlijk een statement is. Voor mij betekent die fietsendrager   ‘NOU IS HET KLAAR!’ En als ik weg wil, dan ga ik weg. Al mijn kamerbewonende kinderen zijn van harte welkom in mijn huis en in mijn tuin, maar als ik weg wil, dan ga ik. En zo zaten er vandaag kinderen bruin te bakken in mijn tuin, ze lazen wat, ze prikten een vorkje en ruimden de vaatwasser in. Maar ik was afwezig. Ik fietste in het heerlijkste landschap dat je vandaag bedenken kon. Nee ik had geen trainingspak aan. Ik had zo’n hemdje aan met een elastiekje onderin, daar houden dames van een zekere leeftijd van, vooral als ze enigszins corpulent zijn. Het kan me allemaal niks schelen.
Ik weet het zeker, als je de vijftig gepasseerd bent, dan beginnen er allemaal leuke dingen. Dan ben je opeens vrij! Ik fiets, ik werk, ik studeer, ik trek aan waar ik zin in heb, het maakt me niet uit. Ik voel me vrij. Met een fietsendrager is helemaal niks mis. En ook niet met een trainingspak en al helemaal niet met een pakje drinken. Ik weet wat ik ga doen. Ik ga vragen aan Peter of hij de fietsendrager achter op mijn rode autootje wil zetten. En hiermee wil ik een statement maken.
Iedereen mag weten dat er achter het stuur van deze Toyota Yaris, ja met verhoogde zit, een vrije vrouw zit. Ik laat me niet kisten door beeldvorming. Als ik weg wil, dan ga ik weg. Als ik wil fietsen, dan ga ik fietsen. En als ik een trainingspak aan wil, dan doe ik dat, ook al istie roze en paars.

Zo, dat wilde ik even met jullie delen.

dinsdag 26 april 2016

Hai skät

Tegenwoordig ben ik de buurvrouw van Ikea. Het is bijna niet te geloven. Wij hebben diverse uithuizige kinderen en dat leverde zo tegen de tijd van een volgende verhuizing altijd een leuk uitje naar Amersfoort, Amsterdam of Groningen op. Zelfs mijn Peter kon dit tochtje waarderen. Dat lag waarschijnlijk aan de Zweedse balletjes. En als je in een roestige vw-bus rijdt, levert het vervoer van een Billy of Klippan ook geen problemen op. Dus was zo’n onderneming altijd redelijk probleemloos.
Maar tegenwoordig is alles anders. Ik stap soms 's avonds om half zeven nog op mijn moederfiets met grote fietstassen en ga om één afwaskwast of één pleeborstel. Echt waar. En wanneer het Plundra is, maak ik meerdere tochtjes op één dag.
Ik realiseer me opeens dat er wel steeds meer Scandinavië ons huis binnen sluipt. Sinds Borgen begroet ik Peter met ‘Hai skät’. Let even niet op de spelling, laat ze dat in het ver overgewaardeerde Finland maar doen. Hij kijkt dan even op van zijn krant en denkt dan ‘oh, daar hebben we de stätsminister weer’. En omdat ik dan zo streng kijk, laat hij zijn krant zakken en weet dat het tijd wordt om te sam snagge. Ja, zoek die laatste maar eens op.
Onskult, ik gebruik teveel Scandinavisch. Toch is het leuk. Gisteravond zaten we te smullen van Follow the money. Weer zo’n heerlijke noordelijke krimi. Alles zit er in, witte boorden, automonteurs, intrige, liefde, geweld. Wat wil je nog meer voor het slapen gaan. Een mooie geregisseerde Scandinavische plundra, waarbij je de wijn in een glas met de toepasselijke naam Svalska, nog eens lekker laat ronddraaien voordat je op je HÖVǺGmatras duikt.
Niet alleen zijn Peter en ik into Ikea en de Scandinavische krimi’s. Tegenwoordig heeft ook mijn jongste zoon, ja die van het been en de donkere krullen, zijn oog laten vallen op Ikea. Hij heeft er al eens met een vriend Zweedse balletjes gegeten en ook hij kon mij de fietsroute uitleggen. Mijn jongste heeft afgelopen week na een intensieve en alcoholische hospiteeravond te horen gekregen dat hij een optrekje in een studentenhuis mag gaan bewonen.  En nu heeft hij het over Förnuft, Färgrik en Fniss. Je hebt het gevoel bij deze woorden dat je in een ijzerhandel terecht bent gekomen. Ik ben er ondertussen achter dat Förnuft een besteksetje is, maar het betekent ‘reden’. Nou ja, dat begrijpt dus niemand. Ook het woord Fniss intrigeerde mij. Het is een no-nonsense plastic prullenbak. Dat weet ik inmiddels, want die staat hier onder de trap op de verhuizing te wachten. Dit woord betekent ‘giechelt’. Logisch hè? Als ik Ikea zou heten zou ik nu ‘uppenbar’ zeggen, dat is ‘duidelijk’ in het Zweeds. Maar als ik in Ikea op zoek zou zijn naar Uppenbar, dan moet ik op de keukenafdeling zijn, want daar staatie, naast Sensuell de recht-toe-recht-aan-pan uit het Ikea-assortiment, een overduidelijke maatbeker. 
Net zo ingewikkeld en onnavolgbaar als de krimi’s uit het barre noorden dus allemaal. Maar goed, Ikea en de tv-series  leveren dus om verschillende redenen zowel Peter, als mijn jongste zoon, als mijzelf veel genoegen op. Op dit moment ligt mijn jongste sön nog in zijn bed te snörre. Peter vertrekt, omdat hij een änhänger gaat ophalen om de hele plundra van zijn sön straks te gaan vervoeren. Ik heb wat söpdükjes opgesnort, omdat er natuurlijk ook gepoetst moet worden in dat studentenkotje. Er moet nog veel gebören voordat de jongste spuit van ons zich elders kan nestelen. Wat is het leven toch Nederlands ongecompliceerd als je een beenbreuk hebt. Dan komen gewoon je vader en moeder in de benen. Die vervoeren je naar Ikea, die verhuizen je, die poetsen wat, geven je een eerste overlevingspakket mee. Ach, u weet het wel. Maar hij zal het ondervinden. Wanneer je eenmaal op eigen benen staat is het leven soms net zo ingewikkeld als het in elkaar zetten van een Ikea hoogslaper, net zo ingewikkeld als een Scandinavische krimi. Maar het zal hem uiteindelijk genoegen opleveren. En als het eens lastig is, dan pakt hij toch gewoon zijn fiets en stopt iets voor Ikea. Bij het huis van zijn vǻ en mö.
En ik zal als hij binnenkomt ‘Hai Skät’ tegen hem zeggen. Hij krijgt, door zijn vader eigenhandig gedraaide, gehaktballen en na het eten zal ik hem uitzwaaien als hij naar zijn eigen plundra terug fietst. Prima jongen, ga jij maar. Ik gooi de laatste rommeltjes in mijn Brabantia pedaalemmer en verheug me op straks. Dan zit ik samen met Peter op onze Gelderlandbank. We kijken elkaar aan en besluiten tot een potje sam snagge. Dat kan, want zonder sön, zonder Ikea en zonder krimi, is het leven heerlijk ongecompliceerd en rustig. En de volgende dag worden we heerlijk ook rustig en ongecompliceerd wakker.

‘Morgenfrisk’ zouden de Denen zeggen.

vrijdag 15 april 2016

Qmusic

Sommigen weten het. Zij weten dat mijn rode autootje mijn grootste vriend is. Ik heb hem nodig om me te verplaatsen van A naar B. Er waren tijden dat wij autoloos waren. Wij waren heel milieubewust. Ik had een zeepklopper, gebruikte katoenen luiers en haalde wekelijks een emmer melk bij boer Eshuis. Verder deden wij alles, maar dan ook alles, lopend of op de fiets. Goed hè? Nou ja, ik moet u eerlijk bekennen dat het ontbreken van een auto waarschijnlijk ook een vorm van principieel geldgebrek was. En nu schrijf ik dat mijn autootje mijn grootste vriend is. Wat kan een mens veranderen.
Het lijkt mij dat ik iets uit te leggen heb. Eigenlijk is het niet mijn autootje dat mij bovenstaande liefdesverklaring ontlokte, maar mijn autoradio. Ik vind niets heerlijker dan in mijn auto naar de radio te luisteren.’s Morgens vroeg zoef ik met Radio 4 over de A28 naar mijn werk. Vrijwel gedachteloos heb ik mijn handen aan het stuur en draaien Bach, Telemann en Monteverdi rondjes om mijn hoofd. Maar afgelopen week was ik opeens heel alert. Wat hoorde ik daar? Ik hoorde bij het kleine drupje nieuws dat Radio 4 tegenwoordig schenkt, dat op een zolder ergens in Frankrijk een echte Caravaggio was ontdekt. Wow! Ik had net de hele zolder van mijn moeders huis leeg gehaald. Het meest waardevolle dat ik daar gevonden had, was een ingelijste plaat van een roos. Mijn vader had die ooit op ingenieuze wijze met spelden aan het schuine dak bevestigd. Maar hier hoorde ik dat iemand een Caravaggio op zolder gevonden had. Het zou je maar overkomen.  
Tot voor enige jaren terug wist ik ook niet wie Caravaggio was. Ik zal het uitleggen. Hij is de Rembrandt van Italië. Net als Rembrandt, deed hij ook iets met licht. Ik geeft toe, het was even wennen, maar nu ben ik dol op Caravaggio. Zijn rood, is het mooiste geschilderde rood dat ik ken. Misschien houdt u niet van rood, of bent u er zelfs bang voor, maar dit rood moet u toch eens zien. En hij schildert prachtige jongens. Toen mijn zoon nog een topknot had, zag ik het niet, maar nu hij van kapsel veranderd is en een grote bos donkere krullen heeft, past hij zo in een schilderij van Caravaggio. Houd ik daarom misschien van Caravaggio?
Gisteren ben ik ook op mijn zolder geweest. Toen ik mijn hoofd boven het trapgat uitstak, werd meteen alle hoop de grond in geboord. Onmogelijk dat ik hier een onverwachte kunstschat zou treffen. Een mêlee van 21e-eeuwse trainingsbroeken, oneven paren sokken, afgekeurde T-shirts, sneakers en wat dies meer zij versperde de overloop. Het laminaat was niet meer te zien en toen ik goed luisterde hoorde ik een zacht snurkje. Ik maakte een paadje door de zooi en schuifelde naar de slaapkamer van mijn jongste zoon.
Binnen gekomen duwde ik eerst een klein raampje open voor wat frisse lucht en toen ik de luxaflex had opgetrokken, zag ik het opeens. Ik had er ook één gevonden! Ik geloofde het bijna niet. Ik zag daar, weliswaar onder een donaldduckdekbedhoes waar geen afscheid van genomen kon worden, een echte Caravaggio liggen. Onschuldig, met donkere krullen. Van geen kwaad bewust snurkte dit kunstwerk rustig door. Maar in mijn hoofd begon Monteverdi rondjes te draaien. ‘Pur ti miro’ neuriede ik zachtjes, toen ik, nog ietwat beduusd, over het paadje terug naar de trap schuifelde.
Dertig miljoen zou de Franse Caravaggio moeten opleveren. Groot gelijk, maar mijn Caravaggio is onbetaalbaar. De ergernis over de 21e-eeuwse troep was als sneeuw voor de zon verdwenen. Wie zou daar nog over zeuren alstie net een echte Caravaggio heeft gevonden.
We zijn een dag verder. Mijn Caravaggio moet straks een 21e-eeuwse toets gaan maken. Ik breng hem met mijn autootje weg, omdat hij zijn been in het gips heeft. Zodra we zitten zoekt hij Qmusic op. Hij zegt niets, maar kijkt tevreden voor zich uit. Nog een liefhebber dus. Als we aangekomen zijn schuift hij zijn pet achterstevoren over zijn krullen. Daar gaat hij met zijn krukken, klep in de nek en niemand heeft weet van deze Caravaggio.
‘Pur ti miro’, neurie ik nogmaals zachtjes. Ik start de auto en tevreden rijd ik naar huis terug.


donderdag 28 januari 2016

Madelief

Ik ben vrij vandaag. Maar ja, wat heet vrij? Er gebeurt iets vanochtend. Ik loop nog ietwat slaperig naar buiten. In mijn hand heb ik het onvermijdelijke plasticafval. Terwijl ik me afvraag hoe het toch mogelijk is dat ik bij het ontbijt al plasticafval heb en de klep van de container optil, voel ik opeens dat het anders is. De zon schijnt, het voelt vriendelijk aan buiten en, oh heerlijk, ik hoor vogels! De hele winter is er geen vogel in mijn tuin geweest en nu hoor ik vogels! En niet maar een paar, nee uit oost en west en noord en zuid klinkt het gekwetter. Ik zou wensen dat het tuinvogelteldag was. Ja, nationale tuinvogelteldag, weet u nog?
Vorig jaar raakte ik al in hoger sferen  bij de klanken van ‘de nationale tuinvogelteldag’. Ik wilde meteen gaan tellen! Het woord huppelde ook zo lekker over je tong. Ik had het zelfs over jamben. Misschien weet u niet wat dat zijn. Maar dat zal ik uitleggen. Een jambe is een metrum in een dichtregel. Luister maar eens ‘de NAtioNAleTUIN  vogel (nou ja)Teldag’. Ta DOM taDOM taDOM. En nu hoor ik niet alleen in het wóórd de jamben, maar ook in mijn tuin! tiDA tiDA klinkt het. En dat maakt dat er een lichte onrust in mij ontstaat. De ware vogelaar zal nu willen tellen, maar ik wil nu dichten. Ik wil een gedicht met jamben.
Maar ondertussen gaat de telefoon. Oké, er moet een afspraak gemaakt worden voor komende vrijdag. Ik zet mijn ‘dat-regelen-we-wel-even-stem op. En inderdaad, er komt een afspraak in mijn agenda. Oh, de koffie is klaar en ik voel dat het tijd wordt voor een boterhammetje. Als ik aan het aanrecht sta, zie ik daar de resten van ons losbandige weekendleven nog liggen. Even een fijn vaatdoekje er over heen. Dat herinnert me eraan dat mijn wasje waarschijnlijk wel klaar is en opgehangen moet worden. En zo hobbel ik jambematig op mijn vrije dag door van het één in het ander.
Buiten kwetteren de vogels lustig er op los en mijn drang tot dichten is in een mêlee van dingen en dingetjes ten onder gegaan. Rustig schrijven komt er ook niet meer van. Ik voel ondertussen dat de zon op mijn handen schijnt. De lucht is blauw en als ik naar buiten kijk zie ik dat achter in mijn tuin een paar gele bloemetjes de kop opgestoken hebben. Ik moet denken aan madeliefjes. Nee, dit zijn geen madeliefjes, maar hoe ze wel heten, dat weet ik niet. Het maakt allemaal dat ik naar buiten wil. Dat ik misschien wel vogels wil tellen.
Weer gaat mijn telefoon. Het is een vader die een week lang vijf kinderen extra wil onderbrengen op mijn school en vervolgens zijn eigen kinderen mee wil nemen. Het is een ingewikkeld verhaal. Een blik op mijn openstaande Ipad leert mij dat er ook nog een moeder vrij wil voor haar kinderen vanwege een kwaal bij een oudtante. Gisteren wilden er nog mensen op vakantie naar de Kilimanjaro buiten de gewone vakanties om. En in mijn hoofd strijden de leerplichtambtenaar en kwetterende vogels om voorrang.
Wat nu? Ik voel in mij een recalcitrante Madelief de kop opsteken. U weet wel, de Madelief van Het grote boek van Madelief van Guus Kuijer. En ik weet wat ik ga doen. Ik geef nog even geen antwoord op al die vragende ouders. Ik ga naar buiten om vogels te tellen, maar niet nadat ik eerst flink plagiaat heb gepleegd. Ik ga een gedicht óverschrijven in plaats van zelf verzinnen. Het mooiste gedicht dat ik op dit moment ken. Het is geschreven door Madelief herself en wie weet, borrelt er morgen een nieuw gedicht bij mij op en tel ik vanmiddag één roodkeelnachtegaal in mijn tuin. En als dat laatste het geval is, geef ik de hele school vrij! Maar nu eerst Madelief.

Mijn moeder
Kookt voeder
En wie hier om lacht
Die sla ik met kracht.

Hier heb je geen jambes voor nodig! Ik word er zelfs vrolijk van. Als ik mijn laptop afsluit betrap ik mij er op dat ik zachtjes ‘kom mee naar buiten allemaal, dan zoeken wij de wiehielehewaal´ neurie. Het liedje dat ik van mijn liefste schoolmeester heb geleerd. Bij hem heb ik nooit één dag gemist!
En wie hierom lacht, die sla ik met kracht! Zo!

En nu ben ik vrij.

woensdag 6 januari 2016

Code Oranje

Vandaag ben ik vrij. De brievenbus kleppert en de krant valt op de mat. Ik ga maar uit bed en realiseer me dat na één dag al, alles anders gaat en voelt. Ik zal uitleggen wat er aan de hand is. Sinds 1 januari ben ik HdS, oftewel Hoofd der School. Kinderen zeggen ‘directrice’. Ik doe dat niet, want dan denk ik toch aan iets in de orde van grootte van een Bulstronk. Ik ben dan ook wel zo modern dat ik mezelf directeur wil noemen, maar mijn voorkeur gaat uit naar ‘schoolleider’. Vanwege de klank denk ik. Het klinkt vriendelijker. Of is het wat anders? Het nodigt uit tot psychologie, maar daar begin ik op deze koude, gladde ochtend niet aan. Ik heb wel wat anders aan mijn hoofd.
Het ijzelt en het is glad buiten. Code Oranje is afgegeven door het KNMI. Om zeven uur dacht ik dat ik maar eens moest proberen hóé glad het eigenlijk was. Daar sta je dan,als kersverse schoolleider, in je pyjama en op je sloffen midden op straat om te voelen of het kan. Naar school gaan bedoel ik. Je bloedjes van kinderen, je schatten van collega’s moeten immers veilig naar school kunnen. Er reed een auto in volle vaart voorbij. De bestuurder kon mij nog net ontwijken en stak een vinger naar mij op. Die beantwoordde ik vrolijk met een opgestoken duim. Deze man bewees voor mij dat het te doen was om op pad te gaan. Hij gleed niet uit de bocht en had nog tijd voor een opgestoken middelvinger.
Goed, ondertussen heb ik gemaild naar ouders en collega’s dat we wèl naar school gaan vandaag. Ik vermoed dat de ouders blij zijn en de kinderen iets minder. Net toen ik eindelijk voor mezelf een kopje koffie wilde inschenken, hoorde ik op de radio iets over een gekantelde vrachtwagen. Precies op de rotonde waar een collega overheen rijdt. Ai!
Als ik nu mijn tafel bekijk, zie ik een smartphone liggen en er staan een laptop en een Ipad. Mijn crackertjes liggen eenzaam op een bordje te versloffen. Jannet, doe normaal. Doe niet alsof jij de grote regelaar aan de knoppen bent. Het blijkt ook wel. Er klinkt een pingeltje. Er wordt geappt dat de collega’s veilig op school aangekomen zijn. Ik haal opgelucht adem. Gelukkig ligt mijn Zwolse collega niet onder een vrachtwagen op de gladde rotonde.
Dan pak ik de krant. Ik zie een foto van een glas in loodraam. Het verbeeldt de hemel op aarde. Het tilt me even op. Geen gladheid, geen ongelukken, geen bezorgd directricehoofd, geen grote, geen kleine zorgen. Nee, de belofte van een hemel op aarde. En zo nu en dan al een kijkje in de hemel op aarde. Een bijzonder kijkje. Dat is dit raam ook. Het is niet direct dat wat je ervan verwacht. Maar dat is misschien precies wat het zijn moet. De hemel op aarde is vast anders dan wij denken. Ik verwonder me er over. En dan bedenk ik ‘Ja dat is het,! Kijk met wonderogen, en dan zien we het. Ook op deze akelig gladde winterochtend’.

Weer klinkt er een pingeltje. Er komt een fotootje binnen van vrolijk zwaaiende kinderen in een klaslokaal. Ja, een stukje hemel op aarde. Ik vouw de krant dicht. Mijn dag gaat beginnen.