Hebt u wel eens gesolliciteerd? Ja, natuurlijk hebt u wel
eens gesolliciteerd. Misschien ooit lang geleden, maar ik weet zeker dat u het
niet vergeten bent. Mijn eerste sollicitatie staat mij nog helder voor ogen. De
plaats waar ik op sollicitatiegesprek zou komen, moest ik eerst opzoeken op de
kaart. Hoe naïef ben je als twintigjarige. Het was gelukkig niet ver weg en ik
denk dat mijn vader mij gebracht heeft en om het hoekje van de straat heeft
staan wachten. Dat weet ik niet meer precies. Wat ik gek genoeg nog wel weet,
is wat ik aan had. Ik had een lichtblauwe rok aan met een strookje kant erin
verwerkt. Voor mijn doen had ik een kapitaal gespendeerd aan die rok. Waarom
weet ik dat toch nog?
Maar nu zit ik weer in allerlei sollicitatieprocedures en
iedere keer weer denk ik ‘wat moet ik aantrekken’. Solliciteren is een vak op
zich. Het internet is daarbij helpend. Zo vroeg ik me ook af of er een foto op
mijn sollicitatiebrief moest. Ik vond het antwoord. Als je mooi bent en er
zitten vrouwen in de sollicitatiecommissie dan kun je beter geen foto in je
brief plaatsen. Jaloezie zou een rol kunnen gaan spelen bij de eerste selectie.
U snapt wat ik gedaan heb.
Maar om op die kleding terug te komen: ik las dat als je bij
een bedrijf solliciteerde je het best een mantelpakje kon dragen, maar dat het
onderwijs een geval apart was. Daar schoot ik niet veel mee op, behalve dan dat
ik mijn mantelpakjes in de kast kon laten hangen. Vervolgens moest ik wel op
gesprek bij een wervings- en selectiebureau met een dubbele naam. Dat
suggereerde toch wel iets dat in de richting ging van een mantelpakje.
Moeilijk, moeilijk. Aan mijn man had ik ook niets. Toen ik aan hem vroeg of de
kleding die ik aan had goed was, keek hij op van zijn krant en zei: ‘Ja, je bent
mooi’. Zucht, dat vroeg ik niet en dàt was nou juist niet waar naar gekeken
moest worden. U weet wel, in verband met de jaloezie.
Ik toog dus naar de ondertussen failliete Promiss en kocht
daar iets dat ik waarschijnlijk na deze sollicitatie nooit weer aan zou
trekken. Peter vond het prachtig, maar het werd niet wat tussen mij en het
wervings- en selectiebureau. Het gele geval met de driekwartmouw hangt nu
stilletjes in de kast te pruilen. Het zal niet aan het jasje gelegen hebben dat
ik niet uitverkoren was. Het had iets met wapenfeiten te maken, maar daarbij
denk ik ogenblikkelijk aan een harnas. Zeg nou zelf, dat doet geen mens.
Vol goede moed solliciteerde ik verder, maar oh, die
kleding. Promiss was, zoals ik al schreef, failliet en om voor ieder gesprek
wat anders aan te schaffen, dat ging me te ver. Dus dook ik in mijn klerenkast
en kon toch iedere keer weer een aardig setje tevoorschijn toveren. De laatste
keer dacht ik: ‘en nu doe ik mijn plastic ketting die vooral kinderen erg leuk
vinden om. Dat ben ik ook: een beetje gek zo nu en dan’.
Zouden de mensen die tegenover mij zaten, ook zo voor hun
klerenkast gestaan hebben? Ik weet het niet. Ik ontdek nu dat ik maar vaag weet
wat deze mensen aan hadden. Hun vragen waren interessanter dan hun uiterlijk.
Zou het andersom ook zo zijn geweest? Wat is blijven hangen, mijn plastic
ketting, of mijn woorden? Eerlijk gezegd hoop ik dat laatste.
En nu is het wachten. Als ik Uggs had, zou ik ze nu
aantrekken. Lekker in mijn eigen huis, zonder dat ik over mezelf hoef na te
denken; hoe ik er uit zie en of wat ik zeg wel verstandig is. Ik heb nu zin in
Uggs en een gekke vriendin. Het keurige serieuze leven dient zich snel genoeg
weer aan.
Zo jammer dat mijn vader nu niet meer om het hoekje staat te
wachten. Wat het ook wordt, hij zou trots op me zijn. Bij deze laatste zin
schiet ik vol. Wat nou, plastic ketting, Uggs of geel jasje! Voor mijn vader
hoefde ik ook geen wapenfeiten te hebben. Hij was sowieso trots op mij. Genoeg
voeding voor een heel leven, daar kan geen geslaagde sollicitatieperiode
tegenop. Het is maar goed dat ik weet dat ik bij mijn vader niet hoefde te
solliciteren. Met of zonder foto, ik was aangenomen.
Papa, lieve papa, dankjewel.