dinsdag 3 november 2015

Solliciteren

Hebt u wel eens gesolliciteerd? Ja, natuurlijk hebt u wel eens gesolliciteerd. Misschien ooit lang geleden, maar ik weet zeker dat u het niet vergeten bent. Mijn eerste sollicitatie staat mij nog helder voor ogen. De plaats waar ik op sollicitatiegesprek zou komen, moest ik eerst opzoeken op de kaart. Hoe naïef ben je als twintigjarige. Het was gelukkig niet ver weg en ik denk dat mijn vader mij gebracht heeft en om het hoekje van de straat heeft staan wachten. Dat weet ik niet meer precies. Wat ik gek genoeg nog wel weet, is wat ik aan had. Ik had een lichtblauwe rok aan met een strookje kant erin verwerkt. Voor mijn doen had ik een kapitaal gespendeerd aan die rok. Waarom weet ik dat toch nog?
Maar nu zit ik weer in allerlei sollicitatieprocedures en iedere keer weer denk ik ‘wat moet ik aantrekken’. Solliciteren is een vak op zich. Het internet is daarbij helpend. Zo vroeg ik me ook af of er een foto op mijn sollicitatiebrief moest. Ik vond het antwoord. Als je mooi bent en er zitten vrouwen in de sollicitatiecommissie dan kun je beter geen foto in je brief plaatsen. Jaloezie zou een rol kunnen gaan spelen bij de eerste selectie. U snapt wat ik gedaan heb.
Maar om op die kleding terug te komen: ik las dat als je bij een bedrijf solliciteerde je het best een mantelpakje kon dragen, maar dat het onderwijs een geval apart was. Daar schoot ik niet veel mee op, behalve dan dat ik mijn mantelpakjes in de kast kon laten hangen. Vervolgens moest ik wel op gesprek bij een wervings- en selectiebureau met een dubbele naam. Dat suggereerde toch wel iets dat in de richting ging van een mantelpakje. Moeilijk, moeilijk. Aan mijn man had ik ook niets. Toen ik aan hem vroeg of de kleding die ik aan had goed was, keek hij op van zijn krant en zei: ‘Ja, je bent mooi’. Zucht, dat vroeg ik niet en dàt was nou juist niet waar naar gekeken moest worden. U weet wel, in verband met de jaloezie.
Ik toog dus naar de ondertussen failliete Promiss en kocht daar iets dat ik waarschijnlijk na deze sollicitatie nooit weer aan zou trekken. Peter vond het prachtig, maar het werd niet wat tussen mij en het wervings- en selectiebureau. Het gele geval met de driekwartmouw hangt nu stilletjes in de kast te pruilen. Het zal niet aan het jasje gelegen hebben dat ik niet uitverkoren was. Het had iets met wapenfeiten te maken, maar daarbij denk ik ogenblikkelijk aan een harnas. Zeg nou zelf, dat doet geen mens.
Vol goede moed solliciteerde ik verder, maar oh, die kleding. Promiss was, zoals ik al schreef, failliet en om voor ieder gesprek wat anders aan te schaffen, dat ging me te ver. Dus dook ik in mijn klerenkast en kon toch iedere keer weer een aardig setje tevoorschijn toveren. De laatste keer dacht ik: ‘en nu doe ik mijn plastic ketting die vooral kinderen erg leuk vinden om. Dat ben ik ook: een beetje gek zo nu en dan’.
Zouden de mensen die tegenover mij zaten, ook zo voor hun klerenkast gestaan hebben? Ik weet het niet. Ik ontdek nu dat ik maar vaag weet wat deze mensen aan hadden. Hun vragen waren interessanter dan hun uiterlijk. Zou het andersom ook zo zijn geweest? Wat is blijven hangen, mijn plastic ketting, of mijn woorden? Eerlijk gezegd hoop ik dat laatste.
En nu is het wachten. Als ik Uggs had, zou ik ze nu aantrekken. Lekker in mijn eigen huis, zonder dat ik over mezelf hoef na te denken; hoe ik er uit zie en of wat ik zeg wel verstandig is. Ik heb nu zin in Uggs en een gekke vriendin. Het keurige serieuze leven dient zich snel genoeg weer aan.
Zo jammer dat mijn vader nu niet meer om het hoekje staat te wachten. Wat het ook wordt, hij zou trots op me zijn. Bij deze laatste zin schiet ik vol. Wat nou, plastic ketting, Uggs of geel jasje! Voor mijn vader hoefde ik ook geen wapenfeiten te hebben. Hij was sowieso trots op mij. Genoeg voeding voor een heel leven, daar kan geen geslaagde sollicitatieperiode tegenop. Het is maar goed dat ik weet dat ik bij mijn vader niet hoefde te solliciteren. Met of zonder foto, ik was aangenomen.

Papa, lieve papa, dankjewel.

woensdag 28 oktober 2015

Rood vlees

Afbeeldingsresultaat voor gehaktbal
Ik heb vandaag iets gedaan wat ik niet moest doen. Ik ben naar de buurtsuper gegaan en heb daar voor mijn zoon een pizza gekocht. Die is voor vanavond. Mijn man en ik gaan eten bij een vriend en ik kan dan toch moeilijk mijn zoon thuis op een crackertje laten bijten. Maar die pizza zit me dwars. Niet alleen die pizza trouwens. Ook de gehaktbal die nog over is van gisteren zit me dwars.

Ik zal het uitleggen. Toen ik gisteren de krant opsloeg kon ik er niet omheen. Eerst was daar het onderzoek over rood vlees. Ik dacht even aan het onderzoek dat zich onder de bezielende leiding van een frauduleuze onderzoeker had afgespeeld. In dat onderzoek werd namelijk beweerd dat rood vlees agressie op riep. Met terugwerkende kracht kan ik daar nog boos over worden. Kom op zeg! Agressief van rood vlees! Wij hebben hier in huis elkaar nog nooit met een biefstuk om de oren geslagen, of elkaar met gehaktballen bekogeld. Ook moest ik denken aan een opmerking van premier Rutte over ‘rood vlees’. Hoe die precies was weet ik niet meer. Wat deze premier zegt vergeet ik meestal snel. Nee, in de krant ging het er over dat rood vlees en bewerkt vlees kankerverwekkend zouden kunnen zijn. Het kon zo in het rijtje van asbest en nicotine. Had Peter me daar net een paar fikse gehaktbalen staan braden! Ai!

Eigenlijk wist ik ook niet precies wat er nu onder rood vlees allemaal verstaan werd. Ik heb het opgezocht. Het is bijna alles! Alleen gevogelte is geen rood vlees. En ik altijd maar denken dat we het zo goed deden met ons draadjesvlees, met onze gehaktballetjes. Niet dus. Maar waar ik ook van schrok, was een paginagroot artikel over zout. Hoe slecht dat wel niet is en hoeveel zout er in pizza’s zit! Ik word daar allemaal zo onrustig van. Voor mijn zoon ligt er nu èn een gehaktbal, èn een pizza klaar. Allebei helemaal fout dus.

Eerlijk gezegd word ik helemaal niet goed van al die berichten over eten. Suiker is bereslecht, van brood krijg je een broodbuik, wat dat dan ook zijn mag. Met melk schijnt ook van alles aan de hand te zijn. Dat laatste kan ik al helemaal niet hebben. Ik ben opgegroeid met die dappere Joris Driepinter. Dat leuke kereltje. Drie glazen melk op een dag moest je in de zestiger jaren drinken. Goed voor de botten! Ik heb nog nooit iets gebroken, dus daar zal wel ietsjepietsje van waar zijn.

Ondertussen staat hier de oven voor te verwarmen. Straks schuift mijn zoon met daar een tevreden smile op zijn gezicht een pizza met rood, dan wel bewerkt, vlees in. Vervolgens warmt hij het overgebleven gehaktballetje op. Hij vindt het heerlijk, maar mijn geweten spreekt.

Ik weet ik het nu niet meer. Minister Schippers heeft gezegd dat er een nieuwe Schijf van Vijf komt. Zo heeft ze ook ooit iets over vaatdoekjes gezegd. Na drie weken trouw de vaatdoekjes dagelijks in de was gegooid te hebben, liggen er nu weer vaatdoekjes een week of langer op mijn aanrecht. En we zijn nog steeds niet ziek! Gaan we luisteren naar minister Schippers of niet. Eventjes misschien. Vaste gewoontes zijn zo moeilijk af te leren.

Toch moet ik aan premier Rutte terug denken. Met dat zout, dat bewerkte vlees, de melk, de suiker is er wel een lap rood vlees in de arena gegooid. We kunnen nu eens flink onze tanden in deze discussie zetten. To eat or not to eat. That’s the question. Wat zou Rutte er zelf van vinden? Ik denk niet zoveel eerlijk gezegd. Ik vermoed dat hij zegt ‘Doe eens normaal man’ en hij draait zich om in de zalige wetenschap dat er in de kantine vast nog wel een lekker gehaktballetje op hem ligt te wachten. Want nu kan het nog. Je weet maar nooit wat minister Schippers uit de kast gaat trekken.

Mijn zoon beweert ondertussen dat hij de lekkerste pizza ooit aan het eten is. Hij heeft het over een smaakexplosie. Moet ik me nu een goede moeder voelen of niet.?

That’s the question.

vrijdag 4 september 2015

Secretaire

Mijn hoofd is zo nu en dan een chaos. Jammer dat het niet met schroefjes op mijn romp vast gedraaid
zit. Het liefst zou ik dat hoofd van mij er soms even af willen schroeven en boven op de kast leggen. Wel zo, dat ik het direct weer terug kan vinden. Want zoeken kan ik goed, maar vinden is een ander ding.
Mijn schoonmoeder heeft een secretaire in haar kamer staan. Dat woord roept associaties op met inktpotjes, kanten zakdoekjes en geheime liefdesbrieven. Maar in dit geval kun je dat meteen vergeten. Het kastje komt van deNoverkant. Vanaf Walcheren gezien dan. Want vanaf Zeeuws Vlaanderen gezien pakt de topografie iets anders uit. Ik hoorde ooit eens iemand uit Den Helder ook over de Overkant spreken. Dit even terzijde. Goed, dit kastje komt dus van deNoverkant. Niks geen gouvernantes, liefdesbrieven en kanten zakdoekjes. Hoogstens een grote rode boerenzakdoek, een deel van de boekhouding waarin verkochte koeien en de opbrengst van het vlas vermeld staan. Het glimmende kastje komt van een boerderij.
Maar vanaf het moment dat de secretaire bij mijn schoonmoeder aan de andere overkant stond, is hij gevuld met van alles en nog wat. Mijn retrodochter loopt te watertanden wanneer de onderste deurtjes opengaan. West-Germany-vazen, bonbonschaaltjes, souvenirtjes uit het Zwarte woud, alles wat ooit leuk was en nu niet meer gebruikt wordt, staat achter de deurtjes. Dat gaat nog.
Maar als de klep van de secretaire naar beneden gaat, dan begint pas het grote zoeken. En dat doe ik een aantal keer per jaar. Dan moet ik op zoek naar ‘het wachtwoord’. HET wachtwoord. Ik wil namelijk NU het wereldwijde web op. Ogenblikkelijk. Maar het wachtwoord heet niet voor niets wachtwoord. Mijn schoonmoeder weet pertinent zeker dat HET wachtwoord in de secretaire ligt, maar achter de klep zitten tientallen klepjes, schuifjes, laadjes en laadjes in laadjes. Het kost ons keer op keer zeker drie kwartier ploeteren door oude garantiebewijzen van elektrische koffiemolens, bonnen waar de bedragen nog in guldens op vermeld worden, sliertjes gekreukte spaarzegels en geboortekaartjes van kinderen die zeker vijfendertig jaar geleden geboren zijn . Uiteindelijk komen we altijd uit bij de bovenste la en die heeft nog weer een geheime la, en in die geheime la ligt een envelop.
Een envelop van Zeelandnet. Hè hè, gevonden. Maar waarom moet ik toch iedere keer weer die zoektocht opnieuw maken?  Ik denk omdat mijn hoofd net als die secretaire is. Er zitten teveel schuifjes, laadjes en klepjes in. En die schuifjes en laadjes worden nooit opgeruimd. Alles blijft erin en er komt steeds wat meer bij. Op den duur weet je niet meer waar je het moet zoeken.
En dan begin ik te verlangen naar den Overkant. Waar de bonte abelen enigszins schuin door aanhoudende-wind-van-zee jaar in, jaar uit, langs smalle weggetjes rechte lijnen in het land trekken. Ik verlang naar hoge luchten en zee, naar leegte. Ik verlang naar de veerboot. Naar het wachten op  de veerboot. Naar het hangen over de reling en het geluid van schreeuwende meeuwen. Als ik aan mijn schoonmoeder vraag wanneer de boot gaat, zegt ze verschrikt. ‘weet je dan niet dat de boot niet meer gaat? En er is een tunnel en je hebt een tag nodig om de tol te betalen.’ Een tag? ’Ja zo’n dingetje’, zegt ze, ik denk dat die in de secretaire ligt.’
‘Laat maar’, zeg ik. Ik ga op zoek in de boekenkast. Ik weet zeker dat daar de verzamelde werken van Guido Gezelle staan. En ik weet dat hij over ´bonte abelen´ heeft geschreven. Na ongeveer drie kwartier zoeken heb ik het boek gevonden. Er nestelt zich een zachte Overkant in mijn hoofd en ik weet dat ik de oplossing heb gevonden. Niks geen hoofd op de kast, geen wereldwijd web en wachtwoorden, geen tag, maar gewoon een paar mooie gedichten, geschreven door een priester van den Overkant. Rust in mijn hoofd.


vrijdag 28 augustus 2015

Hometrainer

Ik zit hier tegenover twee jongens die al een half uur lang een gesprek met elkaar voeren over voetbal. Zo  nu en dan doet die man van mij ook nog eens een duit in het zakje. De mannen zijn het erover eens dat Ajax het op hun kloten gaat krijgen in de komende competitie. U begrijpt dat ik aan heel wat taalvervuiling bloot sta en daarmee ook besmet word. Vandaar dat ik zonder reserve dit soort termen uit mijn toetsenbord ram.
Op zo´n moment mis ik mijn dochters. Als hier nu een dochter tegenover me zat, hadden we het heel beschaafd gehad over leuke vintage winkeltjes, terrasjes en een wasje dat nog gedaan moet worden. Helaas is dat niet het geval.
Nu zitten de jongens diep gebogen over de IPad. Soms wordt de telefoon erbij gehaald en gecontroleerd welke pot er nog meer gespeeld gaat worden in de uefa cup. Totdat mijn man mijn zoon streng maant om Dafne Schippers te zien finishen. En eigenlijk wilde ik daarover gaan schrijven, maar het voetbalgeweld was zo pregnant aanwezig dat deze ruwe diamant in de atletiek het hier aan tafel daar toch even tegen moest afleggen.
Tijdens de spannende finish van Dafne zat ik op een hometrainer bij de Fit4free. Terwijl ik zwetend de trappers naar beneden duwde, bekeek ik haar finish op het Tv-scherm dat tegenover mij aan de muur hing. Toen Dafne in haar laatste meters versnelde, kon ik het niet laten om ook te versnellen. Ik verbeeldde mij dat ik ietwat kon voelen wat Dafne op dat moment voelde. Dat schiep meteen een band. Op het moment dat zij met driehonderdste van een seconde verschil met nummer twee over de finishstreep eindigde, liet ik ook mijn trappers los en wilde gaan juichen. Verwachtingsvol keek ik om mij heen, maar ik zag mijn buurvrouw nog steeds stoïcijns roeien en in de hoek was een jong stel aan het gewicht heffen en had meer oog voor elkaar dan voor onze nieuwe wereldkampioen. Ik liet mijn armen, die ik al vrolijk omhoog gestoken had, schielijk zakken en kon nog net mijn overwinningskreet bedwingen. Sneu. Dafne haalt goud en ik vestig in de plaatselijke sportschool mijn persoonlijk record en iedereen gaat gewoon door alsof er niets gebeurd is.
Die atletiek heeft me de laatste dagen wel verbaasd. Terwijl in de zwemsport en in de schaatssport alles zo aerodynamisch mogelijk afgekleed moet worden, is de atletiek op een bepaalde manier glamourous. Ik zag dames met knalrode rastaharen, met blauwe haren, met lange nagels en er was er ook een die, net zoals sommige dames van middelbare leeftijd tegenwoordig doen met hun fietsmand, haar voorhoofd met plastic bloemetjes had versierd. Wel vrolijk, al denk ik dat dit zeker driehonderdste van een seconde kan schelen. Ik zag ook mannen met gouden kettinkjes, vlechtjes in het haar en tatoeages. Het mag allemaal gezien worden.
Best leuk eigenlijk. Maar als ik dan naar Dafne kijk, dan vind ik dat ook wel weer leuk. Zij loopt daar zo fris, zo frank en zo zonder toeters en bellen, dat zij gewoon wel móet winnen van mij. Aan al die dingen dacht ik terwijl ik met mijn rode hoofd ondertussen aan het crosstrainen was. Niks geen glamour, maar zweet, een handdoekje en een plastic spawaterflesje zonder etiket. Er is ook niemand die juicht voor mij, terwijl wat ik doe best knap is, als je leven lang nog niet aan sport gedaan hebt.
Hoewel er bij de Fit4free niemand voor mij juichte, wist ik dat ik wel een trouwe supporter heb. Die zit op dit moment met open mond naar de finish van Dafne Schippers te kijken. Maar ik weet zeker dat als het er op aan komt, hij net zo trots is op mij als op Dafne. En daarvoor hoef ik echt geen rode rasta haren te hebben en al helemaal geen plastic bloemetjes over mijn voorhoofd. Dafne hoeft dat niet en ik ook niet.
De jongens zijn ondertussen vertrokken. Ze hebben nog even het wedstrijdschema van de plaatselijke VV besproken. Zo zijn ook zij, net als ik weer neergedaald in het gewone dagelijkse leven. Uiteindelijk wint Berkum Twee het toch weer van Ajax, net zoals ik het win van Dafne Schippers. Jammer voor ze, maar zo gaat het. En ik kan niet anders zeggen: Het voelt zeer goed!

vrijdag 21 augustus 2015

Kookpunt

Afbeeldingsresultaat voor victorinoxmes met vergrootglas
Ik voel me soms net dominee Gremdaat. Ik moet me, als ik me zo voel, ontzettend bedwingen om niet te vragen ‘Herkent u dat….’. Er zijn namelijk van die kleine ergernissen waarvan je denkt ‘dat moet toch iedereen hebben en waarom wordt dat niet veranderd’? Ik kan me voorstellen dat het allemaal nog een beetje vaag is. Laat ik een voorbeeld geven. Je wilt spaghetti koken. Je hebt dat al honderd keer gedaan, maar je hebt ook al honderd verschillende merken spaghetti in huis gehad. Dat betekent dat er ook honderd verschillende kooktijden zijn. Iedere keer, maar ook werkelijk iedere keer tuur ik me suf op zo’n pak om te ontdekken hoe lang de spaghetti dit keer moet koken. Ik heb een dubbele frustratie, want ik denk altijd eerst dat ik het wel zonder leesbril kan lezen. Nee, Jannet, dat gaat niet, dat ging niet en dat zal ook wel nooit meer gaan. Zoek eerst je bril maar eens op. En dan heb je de bril, maar dan staat de cottura zo verschrikkelijk klein, in het geel, op het plastic gedrukt , dat het nog bijna niet te vinden, laat staan te lezen is. Ik heb een zoon die niet eens meer op zoek gaat naar de kooktijd. Hij slingert gewoon een spaghettisliert tegen de tegeltjes en alstie blijft plakken is het gaar. Maar ik heb ooit al eens iets over mijn huishoudelijk talent geschreven. Als u het gelezen hebt, kunt u zich voorstellen dat het niet verstandig is de werkwijze van mijn zoon te volgen. Het vinden van de spaghettikooktijd op de verpakking is dus een kleine ergernis.
Maar er zijn ook grote ergernissen! Hebt u daar ook wel eens last van? Ik sprak mijn broertje vandaag over de telefoon. Hij is ondertussen vader van een levendig gezin. En wij hadden het over opladers. Gaat er een bel rinkelen bij u? Ik kan het ook hebben over oordopjes. Gaat er nog geen bel rinkelen bij u? Nou bij mij dreunt er een heel carillon in mijn hoofd. In dit huis heeft iedereen een smartphone en heeft iedereen een oplader. Bij u waarschijnlijk ook. Maar het lijkt net alsof iedereen het op mijn oplader gemunt heeft. ‘Oh, sorry, ligt nog bij Patrick’. ‘Had je hem meegenomen dan’, vraag ik, terwijl de ergernis vanuit mijn tenen naar boven kruipt. Mijn zoon kijkt mij met verbaasde ogen aan. Ik moet niet flauw doen, je kan toch best even een oplader lenen, c.q. uitlenen? JA, ALLES KAN, maar van mijn oplader blijf je af! Ik kan het niet uitleggen, maar van mijn oplader moet je afblijven. Mijn temperatuur nadert het kookpunt.
Mijn broertje doet het beter. Hij is van de oplossinkjes en van de hebbedingen. Zo verzint hij altijd overal een oplossing voor. Bij hem zitten de snoeren van zijn computer bijvoorbeeld prachtig weggewerkt achter randjes en plankjes. En in zijn schuur heeft hij allemaal ophangsystemen, waardoor hij daar drie keer zoveel kan bewaren als een normaal mens dat kan. En hij heeft handige dingen. Zo heeft hij een zakmes, met honderd onderdelen. Er zit bijvoorbeeld een tandenstoker in en  een schaartje en wat vooral handig is als je spaghetti kookt, er zit ook een klein vergrootglaasje in. Waarschijnlijk is dat bedoeld voor als je neigingen hebt om Amundsen na te gaan doen. Mijn broer is een groot bewonderaar van Amundsen. Met het kleine loepje en wat schaarse zonnestralen kun je tijdens je ontdekkingsreis in the middle of nowhere toch een vuurtje fikken. Vervolgens kan je  met dat vergrootglaasje ook de kooktijd van de spaghetti lezen die je daarna gaat koken. Een heel handig zakmes dus. Maar nu heeft hij iets nieuws en hij is dolenthousiast. Hij heeft een heel handig hebbeding, een labelprinter! En dat komt door de opladers. Het is een handig apparaat. Je kunt er een sliertjes tekst uit laten komen. Dan staat daar bijvoorbeeld op ‘oplader Joost’, of ‘computerkabel kamer’ en die sliertjes plak je dan op de oplader, kabel et cetera.
En Joost denkt nu dat zijn probleem opgelost is. Ik heb het ook even gedacht. Ik heb zelfs even er over gedacht om ook een labelprinter te kopen. Maar die gedachte heb ik snel verworpen. Ik denk namelijk dat de volgende ergernis op de loer ligt. In de eerste plaats ben ik bang dat ik de lettertjes niet kan lezen en dat ik mijn bril weer niet vinden kan. En verder geloof ik hardnekkig in de hardnekkigheid van mijn kinderen. ´Handig dat je naam er op staat´, zullen ze denken en vervolgens gaat de oplader gewoon mee naar boven, naar buiten, naar een vriend. Je naam staat er immers op. Handig, dan weet je ook aan wie je hem terug moet geven. Bedankt mam!
Mijn temperatuur is weer beneden het kookpunt. Graag gedaan jongen. De beste oplossing is in dit geval gewoon mezelf maar eens aanpakken. Wees blij Jannet dat je een bril hebt, wees blij dat je kan kiezen uit honderd soorten spaghetti, wees blij dat je een zoon hebt die je oplader van je ‘leent’. Het zijn gewoon de kleine ongemakken die bij het leven horen en ze leveren je zo nu en dan een aardig telefoongesprek met je broertje op.
En nu moet ik stoppen want het volgende ongemak ligt op de loer. De accu van mijn laptop is nog voor vier procent gevuld. Ik haal even diep adem en tel tot drie en ga op zoek naar mijn oplader zonder plaksliertje.

Komt vast goed. Met dank aan mijn zoon, mijn broertje en dominee Gremdaat.

zaterdag 1 augustus 2015

Waslijntje

Ik zit op vijftig meter van mijn tent, tegen het washok aan, zachtjes op te warmen. Omdat ik zulke
koude voeten had, heb ik ook nog mijn Toms uitgeschopt en die vervangen door stevige wandelschoenen. Verontwaardigd kijk ik naar mijn hand. Ja hoor, een dooie vinger! Ik kijk naar onze tent die verschrikkelijk ombreux is neergepoot. Op deze camping kan dat ook bijna niet anders, want allemaal bomen. Maar het komt goed, de lucht is blauw, we hadden eventjes wifi, dus de krant is gedownload en de zon wordt krachtiger. 
Ik wil even terug naar die rare zinsconstructie van 'want allemaal bomen'. Hoe lelijk, maar ik kon toch geen duidelijker manier vinden om dit efficient uit te drukken. Wij zaten in de bus gisteren wat te mijmeren. Dat krijg je als de vakantie ten einde loopt. Zo vroegen we ons af of we ook iets gemist, dan wel teveel hadden kwa kampeerekwipment. Dat zeiden we ' kwa kampeerekwipment'. Zitten daar een neerlandicus en een taalmeisje het verschrikkelijkste Nederlands uit te braken dat je maar verzinnen kunt. Zo kun je schrikken van je zelf.
Maar om nu op die twee vragen terug te komen; nee, we waren niets vergeten, maar we hadden wel een totaal overbodig ekwipmentje meegenomen. Dat is namelijk een rode octopus. Aan zijn tentakels zitten wasknijpertjes en je kunt er zestien slipjes aan op hangen. Die octopus stamt nog uit de tijd dat er dochters mee gingen met van dat minimale textiel met een vlaggetje kant eraan. Roofgoed, dames en heren, roofgoed! Deze inktvis kon je dus in de tent hangen als je Plaatsje ging Bekijken en als je terug kwam had je nog steeds zestien drogende floddertjes in je bezit.
Nu gaan er geen dochters meer mee en voor het rechttoerechtaanondergoed van deze twee vijftigers volstaat een waslijntje van tentstok naar boom naar tentstok prima. Ik moet stiekem bekennen dat ik de constructie van een waslijntje eigenlijk nog het leukste van het hele tent opzetten vind. Ik toon me een ware dochter van mijn vader op dit gebied. Zelfs als er geen bomen in de buurt zijn, geen tentstokken meer over zijn, weet ik nog een waslijn te fabrieken. Zo heb ik ook een leuke constructie voor de vuilniszak. Iets met een scheerlijn en een s- haak. Nooit meer last van opengekrabde vuilniszakken. Peter weet hoe hij dit soort inventiviteit in stand moet houden. Hij geeft me dus regelmatig complimentjes, waarna hij zich weer verdiept in zijn gedownloade krant.
Het is warmer geworden. Peter heeft ondertussen de laatste schone korte broek tevoorschijn gehaald. Ik ga mijn stevige stappers verwisselen voor iets luchtigers. En dan komt het moment dichterbij dat ik mijn waslijn moet gaan ontknopen. Wij gaan morgen namelijk terug. Die ontknoping is altijd weer lastig, maar het gevoel dat alles afgelopen is, is nog lastiger. Ik wil namelijk helemaal niet terug. Ik wil niet voor de zoveelste keer De Kist in pakken. Ik wil niet het rammelde geluid van uitelkaar getrokken tentstokken in zak horen. 
Ik wil een waslijn, een plasje water onder in mijn koelbox, een navigatienegeerder, een zacht luchtbed, filterkoffie, een kledderig abrikozenbroodje en een volkomen overbodig kampeerekwipmentje als een octopus, desnoods nog iets textieligs met kant. Maar ik wil niet terug. Oh, wat verlang ik naar eeuwige kampeervelden, met grazig gras en een snelstromende rivier.
Ik vrees dat het voorlopig toekomstmuziek is.

vrijdag 31 juli 2015

Koelbox

Afbeeldingsresultaat voor wasknijpersKamperen nodigt uit tot reflectie. Eigenlijk griezel ik van deze zin, want ik reflecteer me het hele jaar suf. Mijn studerende kinderen doen dat en ook  Peter ontkomt niet aan het reflecteren met studenten. En dan schrijf ik dat kamperen uitnodigt tot reflectie... Ik zal u ervan deelgenoot maken. Ik vraag me namelijk af of je tijdens het kamperen wordt wie je bent. Nee, ik bedoel niet, dat je wordt zoals je bedoeld bent, want daar geloof ik niet in. Nee, worden wie je bent. U bent vrij om af te haken bij dit abstractieniveau, maar laat ik het wat concreter maken.
Ruimt u dagelijks uw kast op waarin jam, suiker, koffie, wijn, pinda's, wasknijpers, chips en dergelijke staan? Nee, ik ook niet. Maar op de camping beleef ik werkelijk plezier aan het opruimen van mijn vakantiekratje. Een andere vraag, doet u iedere dag een fijn handwasje en zegt u aan het eind van de dag tegen uw echtgenoot of echtgenote dat het schone wasje zo heerlijk ruikt. En vouwt u ook meteen dat kleine wasje op? Nog eentje: zet u altijd uw teenslippers netjes naast elkaar? En wat doet u als er een wasknijper, één van de tien uit het plastic zakje, uit elkaar springt en op het droge gras terecht komt. Één, raapt u hem op, en twee, prutst u hem weer in elkaar?
Lieve mensen, al deze dingen dóé ik en ik wist niet dat ik het in me had. Een heel jaar lang liggen al deze dingen diep verborgen onder een enorme laag van luiheid, excuses en dergelijke, maar in de vakantie lijk ik wel een ander mens. Of ben ik dan, wie ik ben? Tot zover krijgt mijn zelfbeeld een aardige boost.
Maar ik ontdek ook een andere kant. Vanochtend sloot ik met satanisch genoegen een mier op in een plastic smeerkaasbakje en kieperde het in de vuiliniszak. Eigen schuld. Ik had net geconstateerd dat de mieren in slagorde ons tafeltje in bezit aan het nemen waren. Ze deden verwoede pogingen om onder het deksel van de jampot te kruipen. Het ergste was nog dat wij een overheerlijk abrikozenbroodje hadden bewaard, nog van gisteren. Die zouden wij vanochtend bij de koffie oppeuzelen. Toen Peter de broodjes tevoorschijn haalde, bleek dat het mierenoffensief al had plaatsgevonden. Overal zaten de mieren. Zelfs tot in de krochten van het abrikozenbroodje. Wat zou u doen in zo'n geval? Weggooien? Nee in mij ontwaakte een strijdlust van ongekende grootte. Met het puntje van mijn mes ben ik alle mieren te lijf gegaan. Vanonder het banketbakkersroom, de abrikoos en tussen het bladerdeeg peuterde ik de mieren en joeg ze zo naar de eeuwige jachtvelden. Toen er geen zwart stipje meer te bekennen was en mijn broodje er enigszins onttakeld uitzag, ging ik met een zucht achterover zitten in mijn klapstoeltje en heb genoten van mijn broodje en mijn overwinning op de mieren in het bijzonder. Zou u dit doen? Of ben ik nou zo gulzig, smerig en moordlustig? Smerig ben ik wel een beetje. Wat doet u met het plasje water onder in uw koelbox? Er drijft ook altijd wat in, mieren natuurlijk, maar ook kruimels en het maakt dat er ondefinieerbare stukjes papier aan de bodem plakken. Franse kaasjes komen zo ook altijd heel vreemd kledderig uit de koelbox. Nou, wat doe u met dat plasje? U voelt waarschijnlijk wel aan hoe het bij mij zit. Op zo'n moment ontfermt zich een enorme letargie over mij. Met een klap laat ik het deksel vallen en ga weer op mijn stoeltje naar de vrolijke nietsvermoedende kanoërs kijken.
Ja, zo ben ik dus kennelijk ook. Maar hoe erg is dat? Ik heb een man die ook zo zijn dingen heeft. Als hij een abrikozenbroodje eet, kliedert hij in negen van de tien gevallen de abrikoos op zijn fijnste polo. Als hij gaat zwemmen stapt hij midden in de tent onbekommerd uit zijn onderbroek, trekt zijn zwembroek aan en vertrekt met achterlating van, ja juist, u begrijpt het al. U heeft ook zo'n man. Mijn man haalt niet eens de mieren van het gewraakte broodje, maar steekt zonder bezwaar het zwart gespikkelde geval in zijn mond. Zo is hij dus. Maar hij is nog meer. Mijn man kan zonder Tomtom de weg vinden in Frankrijk, zelfs zonder het ingewikkelde Michellinkaartenboekuit2006. Mijn man is kampioen forellen bakken en wat hij ook heel goed kan is wasknijpers in elkaar zetten. Mijn man is als een kind zo blij als hij in een geel opblaasbandje de Dordogne afzakt en hij roept daarbij ook nog eens heel hard 'Joehoe, Jannet!' als hij aan mijn klapstoeltje voorbij drijft. Wat een leukerd hè?
Ach, wie ben ik, wie is Peter? Ik denk dat we samen een lekkere hutsekluts zijn. Ik weet niet of mijn studiebegeleider genoegen neemt met de conclusie van mijn reflecie dat we een lekkere hutsekluts zijn. Maar ik denk wel dat het zo is. Nog even iets poëtisch op het eind van dit verhaaltje. Zijn we niet allemaal diamanten en het zou wel eens zo kunnen zijn dat de zomerzon in de vakantie het licht op andere facetten laat weerkaatsen dan in het gewone leven. Hoe vindt u die?

Ik ben dus moorddadig, smerig, schoon, slordig, opgeruimd en samen met die leukerd in dat zwembandje vorm ik een heerlijke hutsekluts op dit fijne Franse kampeerveldje aan de oever van de Dordogne. Hm, best lekker gereflecteerd deze ochtend. Dat ga ik nog eens doen. Maar nu ga ik eerst de handdoeken uit mijn tupperware-emmer halen en uitspoelen. Daar heb ik zin in.

woensdag 29 juli 2015

Aldi-kaart

Afbeeldingsresultaat voor tomtomEr waren tijden dat ik in mijn autootje met een testkoffer van school naar school reed. De avond ervoor spreidde ik mijn Aldi-kaart-van-Nederland op de grote tafel uit en keek hoe ik zou moeten rijden. Ik noteerde de afslagen op een briefje en die legde ik de volgende ochtend op de zitting van de bijrijdersstoel. Kwam ik eenmaal aan in, laten we zeggen, Drogteropslagen,dan wist ik altijd wel een stadsplattegrond te vinden en zocht daar de straat van Het Palet, De Wegwijzer of Het Uilennest op. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik altijd ruzie had met links en rechts, maar uiteindelijk kwam ik er. Maar oh, wat was ik blij met die twee jongens van het navigatiesysteem dat zo'n jaar of tien geleden op de markt kwam. Ik kon Tom en Tom wel zoenen. In één streep reed ik naar de school van bestemming. Ik heb nooit getwijfeld aan wat de Vlaamsgevooisde stem van Lucy mij adviseerde.
Zo niet mijn Peter. Daar kom je wel achter als je duizenden kilometers met elkaar in een oude bus zit. Jaren heb ik naast Peter gezeten met een dijk van een Michellinkaart in boekvorm op mijn schoot. Onze bus kent als enige luxe datie ruim is, maar van klimaatbeheersing is geen sprake. Dus zat ik zwetend, terwijl zinderend Frankrijk onder onze banden vergleed, met zo'n plakkerig groot geel, ietwat dedateerd Michellin kaartenboek op mijn blote knieën. En kaartlezen is niet bepaald mijn sterkste kant. U weet ondertussen dat ik moeite met links en rechts heb en dit boek heeft ook nog het nadeel dat als je kaart 124 voor je neus hebt, je werkelijk geen idee hebt waar je bent in la douce France. Je zou verwachten dat kaart 125 het volgende stukje Frankrijk zou bieden, maar dat blijkt dan opeens kaart 85 te zijn. Peter vindt dit vreemd genoeg volkomen logisch. Oké.
Maar eerlijk is eerlijk, we kwamen dankzij deze kaart altijd op de plek van bestemming. En nu hebben we een TomTom en moet Peter zich laten leiden door de stem van Vlaamse Lucy. En daar kan Peter zich niet aan over geven. Net zoals hij stoeltjesliften niet vertrouwt, vertrouwt hij Lucy ook niet. Ik denk bij een stoeltjeslift altijd 'Gewoon gaan met die banaan'. Maar die houding is Peter ten ene male vreemd. Zodra Lucy 'Op de eerste rotonde, derde afslag' zegt, zegt Peter dat dat niet kan. Ik snap daar niets van. Ik ga er gewoon van uit dat als Lucy dat zegt, het wel waar zal zijn. Zo niet Peter, hij neemt resoluut de éérste afslag. Vervolgens komen we uit op een smal, stijl omhoog voerend weggetje en maant Lucy ons tot vervelends toe 'Probeer òm te draaien, probeer òm te draaien'. Daar is natuurlijk geen sprake van, want rechts rijst een rots omhoog en links kijken we op de toppen van dennenbomen. Maar ik zeg niks, helemaal niks. Ik ken die man van mij. Hij is een vreemd geval. Als het buiten regent en de buienradar op zijn mobiel geeft dat niet aan, dan kan het volgens hem niet regenen. Daar schreef ik al eens over. Ik noemde hem een klimaatontkenner. Nu is het omgekeerde het geval. Nu geeft het aparaat aan hoe we rijden moeten, en dan gelooft meneer het niet. Ik vind hem nu een navigatienegeerder.
Maar wil je je huwelijk heel houden in de vakantie, dan moet je hierover niet in discussie gaan. In ieder geval moet ik dat met mijn gemankeerde richtinggevoel zeker niet doen. Ergens heeft Peter een ingebouwd navigatiesysteem. We komen er namelijk altijd! Ondertussen heeft hij dan ook nog het wolkendek in de gaten gehouden en weet hij zeker dat het straks gaat regenen. En ook daar heeft hij vervolgens weer gelijk in. Dat is dan minder leuk. Kort en goed kan ik concluderen dat nòg buienradar, nòg Lucy voor Peter van enige nut of noodzaak zijn.
Ik tel mijn zegeningen, want ik kan na de vakantie zonder bezwaar van Peters kant de TomTom in mijn dashboardkastje leggen. En als ik op weg ga naar De Krim ofzo, dan neem ik keurig iedere derde afslag op de rotonde, precies zo als Lucy dat zegt. Al bedenk ik nu wel dat in die contreien waarschijnlijk geen rotondes zijn en dat de kans dat ik in het kanaal terecht kom na de derde afslag op de rotonde zeker niet nul is. Dit hoeft Peter natuurlijk niet te weten en omdat ik dat zo wil houden, besluit ik toch maar om weer een Aldi-kaart in het portier van mijn autootje steken.

maandag 27 juli 2015

Hunkemollertasje

Ik ben er nog niet uit. Vind ik het nou leuk of niet. Ik bedoel, houd ik van inefficiëntie of niet.
Dat lijkt op zich een vreemde vraag. In de meeste gevallen is inefficiëntie bar vervelend, maar in de vakantie ligt dat toch wel anders. Ik ben er achter dat als er ìets inefficiënt is, dan is dat vakantie vieren wel. Ten minste, als je dat doet op de manier waarop wij dat doen.
Wij zijn namelijk ouderwetse kampeerders. Wij kamperen in een verschoten tent, wij reserveren geen plek, vergeten altijd een jerrycan voor water mee te nemen en het is iedere keer weer spannend of het knijpertje voor de pannen in De Kist zit. Dit lijkt een wat morbide opmerking, maar is dit beslist niet. De Kist is namelijk de hutkoffer die mijn ouders altijd bij zich hadden als zij zich verscheepten van het ene schip naar het andere schip. Mijn vader kon deze hutkoffer altijd zeer efficiënt inpakken. Dat moest ook wel als je je hele huishouding keer op keer moest verslepen. Hij was namelijk kapitein op de wilde vaart. Dat klinkt hè? Ik had daar altijd heel romantische voorstellingen bij, die geloof ik niet helemaal met de werkelijkheid overeen kwamen. Mijn vader kon dat dus heel goed, dat efficiënt inpakken. Daarom pakte hij voor de vakantie later ook altijd alle koffers en kampeerspullen in. Heel efficiënt. Zelfs op het dak van zijn DAF kon hij met gemak drie fietsen vervoeren die hij met allerlei touwtjes en slimme knopen op hun plek hield. Mijn moeder zorgde voor onderweg voor een tas met witte boterhammen met gekleurde muisjes, een geruite thermosfles met koffie en een nat washandje in een plastic zakje.
Ik heb De Kist in ere hersteld en heb daar alle mogelijke en onmogelijke kampeerbenodigdheden in zitten. Het is voor mij een sport om De Kist zonder te controleren mee te nemen. Deze keer ben ik inderdaad niets vergeten. Dit was dus efficiënt concludeer ik.
Maar verder is kamperen zeer inefficiënt kan ik u vertellen. Wij zitten nu op een camping met drie wc's. Twee ervan zijn hurkwc's. Die zijn voor de rechtplassers. Ik wil het risico niet nemen en houd dus de hele dag met een scheef oog die wc's in de gaten. Ik wil perse geen hurkwc. Dan nog het gedoe met de pleetas. Ik heb een mooi roze hunkemollerplastictasje aan de tent hangen. Maar je moet wel zorgen dat er altijd een volle rol in zit en natuurlijk opletten of Peter niet al met dat roze tasje het veld over dartelt. Dan wil ik het nog niet eens hebben over de hygiëne. Belegt u de bril met een vorstelijke laag Popla of hangt u er boven of gaat u doldriest zitten? Ik zeg altijd dat je nooit al je geheimen moet prijsgeven, dus dat doe ik hier ook niet, maar voor mij staat vast dat plassen op de camping aan enige inefficiëntie onderhevig is.
En koken, dat is ook een verhaal apart. Peter kookt, dat is fijn, maar ik moet honderd keer heen en weer voor een snijplank, een knoflookteen, lucifers, een schèrp mesje enzovoort. Dat is nodig omdat Peter zijn benzinebrander beschermen moet tegen voetballende kinderen op het veld. Hij kan dus echt niet opstaan. Zegt hij.
Ook afwassen heeft een bijzondere inefficiënte charme. Niks geen vaatwasser, die van thuis is trouwens vlak voor we weg gingen kapot gegaan, dus we kunnen alvast wennen. Op de camping kun je kiezen voor een tocht met een bak afwas in je armen, een theedoek over je schouder en een sprietsje afwasmiddel in de bak. Het is altijd afwachten of er plek is om af te wassen en of er warm water is. En je mag hopen dat je de afwaskwast niet bent vergeten. Maar je kunt ook een klotsende bak water op gaan halen, met alle risico's van dien en bij de tent aan een klein wiebelig, altijd te laag tafeltje, gaan afwassen.
En toch, en toch... Al deze inefficiëntie ten spijt, ik houd ervan. Ik houd van het geklungel en geïmproviseer. Ik kijk zelfs wat meewarig naar al die luxe campers met hun Portopotti's, die links en rechts van mij staan. Het is toch heerlijk als je een tijd in je leven hebt dat je je alleen maar druk hoeft te maken over een vergeten afwaskwast of de keuze tussen hurktoilet en gewone wc?
Op dit moment steekt Peter ons roestige stormlampje aan, moeten de boeken aan de kant omdat er geen letter te lezen valt. De maan schijnt over de Dordogne. Het enige wat ik me nu afvraag is of mijn hunkemollertasje wel aan de tent hangt. Want in tijden van hoge nood is het wel zo efficiënt als je niet mis grijpt. Voor de rest mag mijn vakantie verschrikkelijk inefficiënt blijven, want ik merk dat ik ervan ben gaan houden.


zaterdag 25 juli 2015

Hypermarché

Eten is in de vakantie ook zo'n ding. Wanneer doe je het, wat en hoe vaak eet je en waar doe je de inkopen. Altijd weer een vraag. Iedere dag gaat dat anders. Ooit hadden wij een hele kinderschare bij ons en dat noopte ons onverbiddelijk tot drie maaltijden op zeer Hollandse tijden. Wilden wij daar eens speels mee om gaan, dan werden wij luidkeels door ons kroost tot de orde van de dag geroepen. Nu verkeren wij in de gelukkige omstandigheid dat al onze kinderen zelf over Europa uitzwerven en voor hun eigen kostje zorgen. Dus wij bepalen deze vakantie alles zelf. Dat lijkt gemakkelijker dan het is. Op dit moment bijvoorbeeld. Nu is het half zes. Een tijd waarop je thuis op zijn minst eens aan aardappels begint te dènken. Maar hier is het een soort van tussentijd. Wij hebben ons eindvandemiddagglaasjewijn nog niet gehad. En daar hoort een stuk stokbrood bij en vanzelf wordt dat glaasjewijn een flesjewijn. En daarna moeten we nog aan de piepers. En het wordt later en later. Lastig.
's Morgens hebben we geen probleem met het eten. We staan rustig op, wachten een half uur tot ons water in het campingwaterkokertje kookt en zetten een lekker bakje filterkoffie. Peter wil best Nescafé, maar ik heb besloten dat filterkoffie veel lekkerder is en ook retro. En retro is een beetje hip, dus dat geeft een jonger gevoel. We smeren kalm een crackertje, want het stokbroodje bij de plaatselijke boulanger vinden we teveel gedoe en kijken naar de eerste omkieperende kanoërs.
Dan wil Peter iets dat we in de loop van de jaren ' Plaatsje Bekijken' zijn gaan noemen. Soms rijden wij kílometers om 'Plaatsje te gaan Bekijken' en staan we uiteindelijk vol bewondering te kijken naar een afgebrokkelde, droogstaande veertiende-eeuwse put waar Jeanne d'Arc water voor haar paard putte. We maken er digitaal zo'n twintig van- voor- achter- op- en - in-de-putfoto's van. Stappen vervolgens in de auto, kijken elkaar aan en constateren dat het zeer de moeite waard was. 
Maar vandaag is het anders. Wij hadden een prima nacht, want het luchtbed hadden we voordat we ons ter ruste legden eerst nog even fijn opgepompt. Zodoende stond Peter fris en fruitig klaar om te gaan wandelen, meer bepaald om ' Plaatsje te gaan Bekijken' en dit Plaatsje was op loopafstand. Ook ik had goed geslapen en ook ik was fris en fruitig, dus daar gingen we.
Na een klein uurtje lopen kwamen we aan. Het eerste dat we zagen was een boulangerie en ah,  je kon er ook koffie krijgen en aaaah, ook was er wifi. We kochten een pain traditionel, bestelden koffie en verkregen het felbegeerde wachtwoord van de wifi. Voordat we er erg in hadden waren we verdiept in het downloaden van de krant, in NU.nl, facebook, mail, appverkeer en wat dies meer zij. En daar krijg je honger van. Peter haalde eerst een vruchtengebakje op. Eén konden we wel delen, zei hij. Dat vond ik ook. Maar bij één blijft het niet hè.  Na anderhalf uur vertrokken wij uit het plaatsje dat welgeteld één, ja zeer karakteristiek, straatje had en dat ook weer de nodige foto's voor het nageslacht opleverde. Toen wij thuis kwamen, zegen wij neer in onze klapstoeltjes, keken elkaar aan en vroegen ons af of het nu tijd voor een pain traditionel was, of voor nog een kop koffie met een klein Frans koekje, of dat de wijn al op tafel kon. Bij onze Franse buren is dat laatste de hele dag door het geval, dus dat hielp ons ook niet. 
We besloten boodschappen te gaan doen in een huge supermarkt. Ik geloof dat een supermarkt van deze afmeting een hypermarché heet hier. Nou je wordt er zeker hyper van. Niet in de laatste plaats vanwege de enorme afstanden die je er af kunt leggen. Tussen een fles wijn en een zak chips zitten zeker tien gangpaden van elk dertig meter lang. Reken maar uit, en als je eerst ook nog Plaatsje Bekeken hebt, dan voel je je voeten wel. En vervolgens moet je nog bedenken wat je wilt eten. Peter wilde forel eten, mèt kop er nog aan. Dat leverde enige strijd op tussen mij en hem. We kwamen overeen dat het mocht, als hij die vissen maar buiten mijn gezichtsveld schoon ging maken. Maar dan moet je zoeken naar vis in zo'n hypermarché. Ondertussen heb ik ontdekt dat alles wat vers is en koel bewaard moet worden zich aan de buitenrand van het hypermarchégebeuren bevindt. Onthoud dit maar goed, dat scheelt heel wat gezoek door rijen ondergoed, waterschoenen, koekenpannen, duralexschalen, dag- en nachtcrémes, saucissons en poule rôti enzovoort. Zucht. Ik zei dus dat we tot vis besloten hadden en dan moet je er nog wat erbij hebben om het geheel te completeren. Niet in de laatste plaats wijn. Ik kon Peter wel zoenen toen hij uit honderden etiketten van Chateau Zusenzo een fles viste met een etiket met een zwarte kat erop. Precies die! Die was vlak voor onze vakantie nog in de aanbieding bij onze plaatselijke Coop! En die was lekker. Caché, dat scheelde heel wat gezoek. We liepen nog enkele kilometers en toen hadden we dan ook alles. Doodmoe en enigszins hyper kwamen we naar buiten.
Bij de tent schopten we onze Teva's uit en zegen wederom neer in onze klapstoeltjes. Geen enkel probleem, we wisten het zeker. Nu was het tijd voor een glas wijn. Een glas wijn uit een fles met een zwarte kat. We wijdden nog een enkele gedachten aan de plaatselijke Coop en terwijl er nog wat kanoërs in ons zicht omsloegen, zakten onze ogen langzaam, maar zeker dicht.



donderdag 23 juli 2015

Luchtbed

Het is verbazingwekkend hoe snel een mens in een vakantie veranderen kan. Waren wij nog voordat wij vertrokken met onze overjarige en roestige bus twee actieve, betrokken en hardwerkende vijftigers, nu is daarvan niets meer te herkennen. De oppervlakkigheid heeft in rap tempo toegeslagen. Het begint eerst al met oppervlakkig slapen. Wij slapen op een tweepersoons luchtbed. Als u een ervaren kampeerder bent weet u dat dat een hachelijke onderneming is. Iets dat opgeblazen kan worden heeft de ellendige eigenschap dat het leeg kan lopen, of in het ergste geval, lek gaat. Dat is dan ook de reden dat wij dit jaar twee exemplaren hebben meegenomen. Het ene luchtbed ziet eruit alsof het voor de prinses op de erwt is geschapen en het andere is een no- nonsense geval dat ruikt zoals eeuwenlang luchtbedden horen te ruiken, het ruikt naar rubber. U begrijpt dat wij voor het eerste luchtbed hebben gekozen. Om de nacht blazen wij er een hap lucht bij, omdat hij òf niet tegen ons gewicht bestand is, òf hij is een beetje lek. Dat betekent dus ook dat wij om de andere nacht regelmatig even wakker zijn om te constateren dat het luchtbed wel zachter, maar hopelijk niet lek is. Dit heeft verstrekkende gevolgen.
Wij hebben onze tent opgeslagen in de Dordogne aan de gelijknamige rivier. Hoewel de Fransen in onze Nederlandse gedachten zijn verbonden met de Franse slag blijkt hiervan weinig. Wij staan tussen allemaal glimmende, hooggedakte spierwitte campers. In de deuropeningen hangen dreadlockachtige vliegengordijnen en voor het opstapje ligt een glad kunststof kleed dat regelmatig even geveegd wordt. Daarbij steekt onze tweepersoons vijftienjarige De Waard, jawel De Waard, armoedig af. Helaas hebben Fransen geen idee van deze Mercedes onder de tenten, wij zouden wellicht een andere indruk achterlaten. Nu worden wij met enige meewarigheid bekeken.Vanochtend zei ik nog tegen Peter dat wij ook maar eens moeten vegen onder ons afdakje. Maar dat is tot op nu, niet gebeurd. Nu wilt u natuurlijk weten hoe laat het nu is en dat wilde Peter ook. Tot mijn grote schrik antwoordde ik hem dat het tijd was om wijn te drinken. Ik had ook kunnen zeggen dat het tien over vier was, maar dat kwam niet eens in me op. Wat een oppervlakkigheid!
Verder vallen wij op de meest vreemde momenten in slaap. Zitten wij als twee knikkebollende bejaarden voor de tent, of erger nog, we vinden onszelf midden op de dag terug op een ietwat leeg gelopen luchtbed. De enige reden om wat te gaan ondernemen ligt gelegen in de Dordogne.
Wij hebben ons namelijk op de eerste rang geposteerd. De hele dag door komen er joelende kanoërs aan onze tent voorbij. Wij weten wat zij nog niet weten, namelijk dat er ietsje verderop zich een lief, maar verraderlijk stroomsnellinkje bevindt. Gniffelend zitten wij op onze klapstoeltjes aan de waterkant en zien kano's omkieperen, reddingsvesten wegdobberen en vaders met de moed der wanhoop struikelend en glijend over de gladde keien van deze wild kolkende rivier achter wegdrijvende peddels aan gaan. 
Zo hebben wij heerlijke dagen. Voordat we het weten is het weer tijd om aan de wijn te gaan en probeert Peter van een authentiek Frans worstje het velletje af te peuteren. Dat deze worst smaakt als de eerste de beste droge worst uit Toennogsuperdeboer uit het Sallandse mag de pret niet drukken. Wij drinken er een glas te zure of te zoete wijn bij. Ook dat geeft niet. In deze vakantie gaat het allemaal niet zo diep en ik zal u eerlijk bekennen, ik vind het fantastisch.




maandag 6 juli 2015

Zonnepanelen

Het is al warm vanochtend. Maar het kan me niet warm genoeg zijn. Ik weet niet wat u daarvan vindt. Kan me niet schelen ook. Wij krijgen vandaag zonnepanelen en wil dat rendabel zijn, dan heb je zon nodig. Ik was al gek op de zon, maar nu krijgt ieder uurtje zon een extra dimensie. Zakelijk inzicht is ons vreemd, toch ontdek ik vandaag een spoortje economie in mijn denken. En dat is bijzonder. Let maar op.
We hadden het zomaar besloten dat we die panelen gingen aanschaffen. Het begon op een steenkoude zaterdagochtend. Er stond een jongen van een jaar of achttien kleumend aan de voordeur. Hij zag er zo koud uit dat al mijn moederlijke gevoelens meteen actief werden. Ik dacht aan hete chocolademelk en aan wanten op de kachel en ik nodigde hem uit om even binnen te komen. Peter zat aan tafel met de krant voor zich. Er was net een schip in nood ergens op de Noordzee en Peter was op zijn mobiel aan het uitzoeken waar dat schip dan was. Hij had namelijk een app ontdekt waarop je alle vaarbewegingen kunt detecteren. Dat vond de jongen ook wel heel interessant en voordat hij er erg in had waren ze samen verdiept in de vaarbewegingen op de Noordzee. Nee, hij hoefde geen hete chocolademelk, hij had al een frietje gegeten. Ik telde niet meer mee. Net toen ik me afvroeg waar hij voor kwam, liet de jongen een kaartje zien waarop we konden invullen dat we geïnteresseerd in zonnepanelen waren. De herinnering aan de kleumende jongen bij de voordeur en het idee dat er een schip met winterse natuurelementen aan het worstelen was, maakte dat we ogenblikkelijk zeiden dat we zeer geïnteresseerd waren in zonnepanelen. Oké, er zou een dame langskomen die ons meer zou vertellen over de hele zaak, want daar had de jongen zelf niet zoveel verstand van zei hij. Hij installeerde nog even de findshipapp en vertrok.
En ja, enige tijd later kwam er een dame langs die ons meer zou vertellen over zonnepanelen. Omdat we haar achternaam steeds vergaten zijn we haar Zonnepanelenesther gaan noemen. Peter zat weer aan de tafel met een krant, maar ook nu was hij met iets anders bezig. Ik meen dat het Grieks was. Oud Grieks, wel te verstaan. Niks met Varoufakis of Tsipras uit te staan. Al bedenk ik nu wel dat zonnepanelen in Griekenland best een mooie bron van inkomsten kunnen zijn. En Zonnepanelenesther was meteen geïnteresseerd in het boek van Peter. Zij studeerde namelijk Sanskriet. Kijk, en als je zoiets tegen Peter zegt, is hij meteen om. Al zijn schoolmeesterlijke gevoelens werden nu bij hem actief. Het werd een zeer geanimeerd gesprek waarbij ik er een beetje voor Jan Joker bij zat. Alweer.
U snapt wat er gebeurde. Ja, we waren zeer geïnteresseerd in zonnepanelen zei Peter. Eigenlijk begrepen we er nog weinig van, maar goed, iemand die Sanskriet studeert moet toch wel te vertrouwen zijn. En nu zitten er twee jongens uit Dedemsvaart te schaften in de schaduw. Bouwradio aan en ze hebben het over trekkerpulling en loze leidingen. Op de Noordzee geen vuiltje aan de lucht, Varoufakis heeft net ontslag genomen en Peter leest gewoon de krant. Voordat we het weten zitten we dus met veertien glanzende zonnepanelen op ons dak en dat komt dus alleen door een kleumende jongen, vaarbewegingen op de Noordzee en Zonnepanelenesther die Sanskriet studeert.
Ik denk dat het nu wel duidelijk is dat wij voor het zakenleven ongeschikt zijn. Wij laten ons leiden door volkomen irrationele afwegingen. Nou, van afwegingen is eigenlijk niet eens sprake. Maar als ik het verhaal terug lees, denk ik : toch niet onsympathiek. Het pakt wel goed uit. De zon schijnt volop, de meter gaat tikken. Ons mirco-economietje zal er niet slechter van worden en voor het milieu is het ook goed. En ik heb nog iets anders ontdekt. Kijk, ik wil steeds Griekenland helpen. Misschien constateert u dan ook dat dit volkomen irrationeel is. Maar ik heb te doen met deze mensen. Zij komen van hun langzalzeleven niet van hun schulden af als wij ze niet helpen. En Dijsselbloem en consorten hebben geen zin aan kwijtschelden. Ik denk dat ik Zonnepanelenesther ga tippen.
Als er één land is waar volop en volkomen gratis de zon opgaat en schijnt, dan is dat Griekenland wel. Als de Grieken nu ook eens zo’n kaartje invullen, dan wil Zonnepanelenesther vast wel langskomen. Vervolgens gaat het niet meer over veertien zonnepanelen, maar over veertien miljoen zonnepanelen. Met al die zon is dat zaakje zo afbetaald en kun je Europa van smakken energie voorzien. Hebben we niet eens meer Russisch gas nodig. En passant zijn dan de Groningers ook nog eens blij. Wat een mondiale inzichten leveren die zonnepanelen opeens op. Ik moet het beeld van mezelf maar eens grondig bij gaan stellen. Als ik dit aan Peter voorlees zegt hij dat ik het verhaal maar even naar Jeroen Dijsselbloem  moet door klikken en dat vind ik een goed idee.

Ondertussen stampt buiten de bouwradio lekker door en sleuren de Dedemsvaartse mannen het ene paneel na het andere het dak op. Zij zijn zich niet bewust al mijn macro-economische gedachten. Hoeft ook niet. Ik ga koffie voor ze zetten, dat hebben ze op deze zonovergoten ochtend wel verdiend.

woensdag 24 juni 2015

Freud


Er gebeurt iets grappigs. Ik wil ‘Freud’ boven mijn stukje zetten en zonder dat ik er erg in heb schrijf ik Freude op. Dat moet haast een freudiaanse vergissing zijn. Het schrijven van een column is iets dat me zeker bijzonder veel plezier verschaft. Ik vind namelijk mijn eigen grapjes en ideetjes best grappig. Dat mag je natuurlijk niet zeggen. Wel kan ik zonder enige gêne zeggen dat het schrijven mij Freude verschaft. Gewoon vanwege de fun en vanwege het schrijven an sich, om  nog maar eens iets Duits erin te gooien.
Vanochtend stond ik onder de douche. Het water stond weer kleineteentjeshoog, maar daar schrijf ik nu niet meer over. Dat heb ik ooit al eens gedaan. Ik stond al poedelend na te denken. Iets wat ik het beste onder de douche kan. Eén keer per dag werken mijn hersenen in ieder geval op volle toeren. Ik zag het afvoerputje en dacht aan mijn afvoerputjesverhaal en voordat ik er erg in had, was ik in gedachten alweer een volgende column aan het schrijven.
Ik dacht aan juffrouw Datema. Onze pedagogiekdocente van de PA. Ik ben van de PA, die kwam na de Kweek en is van voor de PABO. Juffrouw Datema was een wat gedateerde, eigenzinnige vrijgezelle juf. In de vakantie droeg zij een schoffie-pet, maar wanneer zij aan het werk was droeg zij jurken met te hoge ceintuurtjes en katrien-duckschoenen. Zij had onvermoede kanten. Zo reed zij in een stoere, grote donkergroene Jeep en ging zij na haar pensionering nog weer aan de studie.
Wij zagen het aankomen in het boek. Het hoofdstuk van Freud naderde bij iedere les. Wij wisten niet veel van Freud, maar wel dat het iets met seks te maken had. Seks! Daar hadden we het op onze gereformeerde PA niet over en zeker niet met juf Datema. Dat dachten we tenminste. Onverschrokken begon juf Datema aan het hoofdstuk. Maar van seks is er niets blijven hangen bij mij. Gek, ik herinner me alleen maar iets van kinderen die op de po niet willen poepen en iets over roken. Het ging over loslaten en vasthouden. En als juf Datema het toch over seks had, klonk het als een iets uit een rijtje Duitse ausnahmen.
Maar afgelopen week dook Freud opeens weer op. Iemand die ik hier niet zal noemen, zei mij dat hij zijn onbewuste wel eens bedankte. Hij zei erbij dat dit niet erg gereformeerd was, maar toch bedankte hij zijn onbewuste wel eens. Bijvoorbeeld na een heerlijke piekerloze nacht. Ook wenste hij zijn onbewuste wel eens ‘welterusten’ toe. Er ging opeens een wereld voor me open waar ik me niet van bewust was. Dat had juf Datema mij nooit verteld!
Ondertussen was mijn vel gekrompen van de veel te hete douche en moest ik maatregelen nemen. Er schoot me toch nog een gedachte te binnen, terwijl ik de kraan dichtdraaide. Sublimatie!! Ja, dat is het. Ik ben machtig aan het sublimeren. Freud, dankjewel voor zoveel Freude. Op mijn werk komt er weinig uit mijn vingers, maar het levert me wekelijks minstens één column op. Ik zou bijna wensen dat er nooit meer iets uit mijn vingers kwam op mijn werk. Dan kon ik blijven schrijven. Onverwacht komt er een kinkje in de Freude-kabel. Opeens duikt, met dank aan juf Datema, het über-ich op. Mijn geweten wil mee doen. Er ploppen zomaar allerlei woorden omhoog. Rentmeesterschap, cultuuropdracht, bouwen en bewaren, bid en werk. Nee hè!
Maar dan is er iets dat zegt ‘gooi maar in je schoffie-pet. Gooi en schrijf! Wie schrijf die blijft’. Daar istie, mijn onbewuste onbewuste! Dankjewel lief onbewuste. Ik schuif gewetenloos achter mijn laptop en ik sublimeer nog lekker even door.

Met dank aan juf Datema, mijn gereformeerde collega en aan Freud.


zondag 14 juni 2015

Als je knot maar goed zit

´s Morgens vroeg heb ik een leuke zoon aan tafel zitten. Ik bedoel dat er dan zo´n aardige vrolijke krullenbol tegenover me zit.  Zijn lange krullende haren slingeren nonchalant over zijn voorhoofd. En ik houd daarvan. Ik stel me dan altijd voor dat er ergens ver weg, heel diep verborgen nog iets artistieks zit in die jongen. Als je zijn hoofd ziet, zou je het meteen geloven.

Ik heb aan tafel ongeveer het zicht op zijn kruin tot aan zijn middel. En dat ziet er allemaal prima uit. Maar wat daaronder zit vind ik niet om aan te zien. Hij draagt dan een hele oude zwarte trainingsbroek. Waarschijnlijk een broek die ooit eens in een vochtige voetbalkleedkamer is blijven liggen. Ik kan me in ieder geval niet herinneren dat ik ooit zo´n slobbergeval voor hem heb gekocht. Ik heb één visueel geluk. Hij heeft nog net geen donkerblauwe badslippers met witte sportsokken aan. Het had gekund, want kennelijk is alles ´s morgens vroeg, inclusief krabben aan kruis en kont, toegestaan.

 Maar na diverse koppen koffie en een lange douche partij is alles anders. Dan er is van die leuke artistieke krullenbol weinig meer over. Voordat ik het weet zijn al die jolige lokken in een piepklein knotje verdwenen. Staan de ogen van mijn zoon daardoor zo strak in zijn voorhoofd, dat ik me bedwingen moet om niet te vragen of hij aan de XTC is. Behalve zijn krullen, is ook zijn trainingsbroek verdwenen. Die heeft hij ingewisseld voor een spijkerbroek die net op het point of no return op zijn billen blijft hangen

Ik heb al eens klaar gestaan met twee breinaalden. Het leek mij aardig om die door het doedeltje op zijn hoofd te steken. Maar dat mocht niet van mijn zoon. En daar had hij natuurlijk gelijk in, ik moet hem wel serieus nemen.

En ik neem hem serieus. Onder dat strakke knotje zit een zeer betrouwbare jongen. Een jongen van goede wil. Hij vergeet wel eens wat, maar dat gaat nooit expres. Al heb je als moeder het daar best wel eens moeilijk mee. Ik denk dan altijd maar even aan die leuke krullenbol van ’s morgens vroeg en dan is het leed weer geleden. Verder mag hij van mij ook wel in trainingsbroek. Hij is namelijk heel sportief. Hij is in het derde een echte teamplayer. Ik ben er trots op dat hij zich in de meeste gevallen van onrecht goed kan beheersen. Niks geen ‘je suis Charlie’. Het gaat natuurlijk wel eens verbaal mis, maar dat is tegenwoordig een teken van beschaving.

Ach, knotje, krullen, trainings- afzakbroek, wat kan het me schelen. Ooit was het een ventje dat hijgend, alsof hij de marathon had gelopen, in een speciale couveuse lag. Hij groeide op als een kereltje waar we allemaal veel plezier aan beleefden. Samen zat hij eens met zijn grootste vriend Lars, als zevenjarige op een bankje zonder gêne te tellen hoeveel meisjes er verliefd op hem waren. Toen telde hij zijn moeder niet mee. Op dat moment was hij zeer taakgericht bezig. De liefde is namelijk een serieuze zaak en dat had hij goed begrepen. Het heeft hem dus nooit aan vrouwelijk schoon ontbroken.

Vreemd genoeg is Job in andere gevallen niet zo taakgericht. Hij dóet wel wat hij moet doen, maar oh, wat gaat dat traag. Als hij wil leren, moet eerst zijn knotje goed, dan moet de computer opgestart, maar heeft hij tegelijkertijd een appje, wat dringend gelezen en beantwoord moet worden. Opeens bedenkt hij dat zijn pet kwijt is en die moet hij eigenlijk gaan zoeken en oh, een gebakken eitje zou er ook wel in gaan. Als hij bij het aanrecht staat, moet hij eerst weer bedenken wat hij ook al weer wilde doen.

Gelukkig heeft Job een verstandige zus. Zij zei allereerst tegen hem: Job, als je knot maar goed zit! Kijk zij begreep wat mijn zoon nodig had. Daarna zei zij, ‘maak een lijstje en werk overal niet langer dan twintig minuten aan. Na twintig minuten mag je op een bankje gaan zitten en meisjes tellen of een eitje bakken. En daarna ga je weer aan de slag. Aan je haar hoef je niets te doen, want je knot zat toch al goed.  Pas als je je lijstje hebt afgewerkt, mag je een trainingsbroek aan en trek je je knot los. Dan heb je ook geen last van je zeurende moeder. Zij houdt namelijk van je artistieke krullen’.

Zo gezegd, zo gedaan. De krullen-versus-knot-strijd is nog niet helemaal verleden tijd. Opeens bedenk ik met een zekere schrik dat ik mijn zoon begrijp. Ikzelf doe namelijk alle moeite om van mijn eigen krullen af te komen. Zodra, bij de eerste de beste regenbui een klein krulletje omhoog piept, maak ik een afspraak bij de kapper. En wat zegt Job? ‘Een beetje krullen zijn best leuk mam’. En je denkt toch niet dat ik naar hem luister! Bij het wegwerken van de krullen houdt ook de overeenkomst op. Ik weet zeker dat hij het verschrikkelijk vindt als ik me in een zwarte trainingsbroek vertoon. Daar ga ik dan ook niet aan beginnen.

Ondertussen staat mijn zoon in trainingsbroek klaar voor de voetbal. Als hij vertrekt roep ik hem nog even na ‘Zit je knot goed’. Daarna raap ik zijn pet van de grond. Op het aanrecht staat een vuile koekenpan en liggen eierdoppen. ‘Maakt niet uit, denk ik. Ze zijn van dat kleine couveuseventje’.

Terwijl ik de koekenpan in het sop laat glijden mompel ik zachtjes  ‘als je knot maar goed zit’.

Apenheul

Ik heb een docent die zegt dat ze een ‘soort van’ Apenheul kan gaan beginnen. Ze heeft een enorme gevoeligheid voor apen. En ze  ziet ze ook allemaal zitten. Dat is nog niet zo erg, maar binnen de kortste keren zitten die apen allemaal op haar schouder. Ze moet enorm haar best doen om weer van die beesten af te komen en dat lukt zo nu en dan ook wel. Soms recht ze haar rug als een ware Jane, schudt haar haren met een ruk naar achter en zet een aap terug bij een ‘soort van’ Tarzan. Zegt ze.

Een heerlijk gevoel geeft haar dat. Zie zo, die zit! En wel op de brede schouders van iemand die zich met gemak in het oerwoud aan een liaan van boom tot boom slingert. Met aap wel te verstaan. Waar heeft ze zich toch druk om gemaakt al die tijd.

Nou ben ik vroeger ook wel eens in Apenheul geweest. Ik vond het niet leuk daar. Ik was als de dood dat er zo’n peuzelende aap op mijn schouder kwam zitten. Ik bleef maar een beetje in de buurt van mijn vader. Ik had zo’n vermoeden dat hij zo’n beest op zijn schouder ook niet leuk vond.

Ik geloof dat ik bij het ouder worden die natuurlijke angst voor apen kwijt ben geraakt. Meestal is het een goed teken dat je van je angst verlost bent. Ik heb een dochter die met jampotten vol spinnen van huis vertrok om mensen  met een spinnenfobie van hun angst af te helpen. Ik zou bijna wensen dat ik last had van een apenfobie. Het lijkt er echter op dat ik van ze hou. Alsof ik zeg ‘kom maar aapje, kom maar in mijn jampotje.´ Als op mijn werk bijvoorbeeld een collega bij mij komt en nog maar net haar mond open gedaan heeft, dan weet ik het al. Voordat ze er erg in heeft, kruip ik onder haar bureau, in de weer met stekkertjes, kabels en snoeren. Wanneer ik met mijn stoffige hoofd onder het bureau vandaan kom, blijkt mijn collega koffie te zijn gaan drinken.

Als ik vervolgens de gang in loop, op weg naar mijn koffie, zie ik dat het speellokaal niet leeg gehaald is, terwijl er een weeksluiting is straks. Oei! Binnen de kortste keren sta ik te trekken aan wandrekken waarin hele kolonies apen zich prima vermaakt zouden hebben.

Dan gaat de bel. Mijn collega’s halen de kinderen van het plein en ik haast me naar het keukentje. Koffie! Net als ik de koffie in wil schenken, gaat de telefoon. Het is een moeder die vraagt of ik iets voor haar kopiëren wil. Ze komt strakjes de kopietjes wel  ophalen. Als ik bij het kopieerapparaat sta, blijkt dat er een papierstoring is. Op het display flikkeren allerlei storing-ophef-instructies. Ik moet iets doen met klepjes, deurtjes en vastzittende papieren.

En dan denk ik ‘Waai op met al die apen!’ Ik ben in staat om een heel tropisch hardhoutbos te herplanten, om daar al die apen een fantastisch leven te bezorgen. En wat mij betreft lever ik daar nog een mooie gespierde Tarzan bij ook.

Ik besluit één bakje koffie te gaan zetten. Voor mij zelf.

Dan staat er een collega voor de deur. Ze heeft een vraag over schoolreisjes. ‘Nee, zeg ik, nee, in geen geval naar Apenheul! Of ja, misschien toch maar wel, maar ik moet die dag waarschijnlijk op school blijven, omdat de man van het kopieerapparaat komt.´ Ze kijkt me niet begrijpend aan, haalt haar schouders op en vertrekt weer. Ik neem tevreden een slok van mijn koffie en roep daarna  ingetogen, maar voor de goede luisteraar duidelijk te verstaan ‘ahoe, ahoewahoewa…… ‘