vrijdag 31 juli 2015

Koelbox

Afbeeldingsresultaat voor wasknijpersKamperen nodigt uit tot reflectie. Eigenlijk griezel ik van deze zin, want ik reflecteer me het hele jaar suf. Mijn studerende kinderen doen dat en ook  Peter ontkomt niet aan het reflecteren met studenten. En dan schrijf ik dat kamperen uitnodigt tot reflectie... Ik zal u ervan deelgenoot maken. Ik vraag me namelijk af of je tijdens het kamperen wordt wie je bent. Nee, ik bedoel niet, dat je wordt zoals je bedoeld bent, want daar geloof ik niet in. Nee, worden wie je bent. U bent vrij om af te haken bij dit abstractieniveau, maar laat ik het wat concreter maken.
Ruimt u dagelijks uw kast op waarin jam, suiker, koffie, wijn, pinda's, wasknijpers, chips en dergelijke staan? Nee, ik ook niet. Maar op de camping beleef ik werkelijk plezier aan het opruimen van mijn vakantiekratje. Een andere vraag, doet u iedere dag een fijn handwasje en zegt u aan het eind van de dag tegen uw echtgenoot of echtgenote dat het schone wasje zo heerlijk ruikt. En vouwt u ook meteen dat kleine wasje op? Nog eentje: zet u altijd uw teenslippers netjes naast elkaar? En wat doet u als er een wasknijper, één van de tien uit het plastic zakje, uit elkaar springt en op het droge gras terecht komt. Één, raapt u hem op, en twee, prutst u hem weer in elkaar?
Lieve mensen, al deze dingen dóé ik en ik wist niet dat ik het in me had. Een heel jaar lang liggen al deze dingen diep verborgen onder een enorme laag van luiheid, excuses en dergelijke, maar in de vakantie lijk ik wel een ander mens. Of ben ik dan, wie ik ben? Tot zover krijgt mijn zelfbeeld een aardige boost.
Maar ik ontdek ook een andere kant. Vanochtend sloot ik met satanisch genoegen een mier op in een plastic smeerkaasbakje en kieperde het in de vuiliniszak. Eigen schuld. Ik had net geconstateerd dat de mieren in slagorde ons tafeltje in bezit aan het nemen waren. Ze deden verwoede pogingen om onder het deksel van de jampot te kruipen. Het ergste was nog dat wij een overheerlijk abrikozenbroodje hadden bewaard, nog van gisteren. Die zouden wij vanochtend bij de koffie oppeuzelen. Toen Peter de broodjes tevoorschijn haalde, bleek dat het mierenoffensief al had plaatsgevonden. Overal zaten de mieren. Zelfs tot in de krochten van het abrikozenbroodje. Wat zou u doen in zo'n geval? Weggooien? Nee in mij ontwaakte een strijdlust van ongekende grootte. Met het puntje van mijn mes ben ik alle mieren te lijf gegaan. Vanonder het banketbakkersroom, de abrikoos en tussen het bladerdeeg peuterde ik de mieren en joeg ze zo naar de eeuwige jachtvelden. Toen er geen zwart stipje meer te bekennen was en mijn broodje er enigszins onttakeld uitzag, ging ik met een zucht achterover zitten in mijn klapstoeltje en heb genoten van mijn broodje en mijn overwinning op de mieren in het bijzonder. Zou u dit doen? Of ben ik nou zo gulzig, smerig en moordlustig? Smerig ben ik wel een beetje. Wat doet u met het plasje water onder in uw koelbox? Er drijft ook altijd wat in, mieren natuurlijk, maar ook kruimels en het maakt dat er ondefinieerbare stukjes papier aan de bodem plakken. Franse kaasjes komen zo ook altijd heel vreemd kledderig uit de koelbox. Nou, wat doe u met dat plasje? U voelt waarschijnlijk wel aan hoe het bij mij zit. Op zo'n moment ontfermt zich een enorme letargie over mij. Met een klap laat ik het deksel vallen en ga weer op mijn stoeltje naar de vrolijke nietsvermoedende kanoërs kijken.
Ja, zo ben ik dus kennelijk ook. Maar hoe erg is dat? Ik heb een man die ook zo zijn dingen heeft. Als hij een abrikozenbroodje eet, kliedert hij in negen van de tien gevallen de abrikoos op zijn fijnste polo. Als hij gaat zwemmen stapt hij midden in de tent onbekommerd uit zijn onderbroek, trekt zijn zwembroek aan en vertrekt met achterlating van, ja juist, u begrijpt het al. U heeft ook zo'n man. Mijn man haalt niet eens de mieren van het gewraakte broodje, maar steekt zonder bezwaar het zwart gespikkelde geval in zijn mond. Zo is hij dus. Maar hij is nog meer. Mijn man kan zonder Tomtom de weg vinden in Frankrijk, zelfs zonder het ingewikkelde Michellinkaartenboekuit2006. Mijn man is kampioen forellen bakken en wat hij ook heel goed kan is wasknijpers in elkaar zetten. Mijn man is als een kind zo blij als hij in een geel opblaasbandje de Dordogne afzakt en hij roept daarbij ook nog eens heel hard 'Joehoe, Jannet!' als hij aan mijn klapstoeltje voorbij drijft. Wat een leukerd hè?
Ach, wie ben ik, wie is Peter? Ik denk dat we samen een lekkere hutsekluts zijn. Ik weet niet of mijn studiebegeleider genoegen neemt met de conclusie van mijn reflecie dat we een lekkere hutsekluts zijn. Maar ik denk wel dat het zo is. Nog even iets poëtisch op het eind van dit verhaaltje. Zijn we niet allemaal diamanten en het zou wel eens zo kunnen zijn dat de zomerzon in de vakantie het licht op andere facetten laat weerkaatsen dan in het gewone leven. Hoe vindt u die?

Ik ben dus moorddadig, smerig, schoon, slordig, opgeruimd en samen met die leukerd in dat zwembandje vorm ik een heerlijke hutsekluts op dit fijne Franse kampeerveldje aan de oever van de Dordogne. Hm, best lekker gereflecteerd deze ochtend. Dat ga ik nog eens doen. Maar nu ga ik eerst de handdoeken uit mijn tupperware-emmer halen en uitspoelen. Daar heb ik zin in.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten