zit. Het liefst zou ik dat hoofd van mij er soms even af willen schroeven en boven op de kast leggen. Wel zo, dat ik het direct weer terug kan vinden. Want zoeken kan ik goed, maar vinden is een ander ding.
Mijn schoonmoeder heeft een secretaire in haar kamer staan. Dat woord roept associaties op met inktpotjes, kanten zakdoekjes en geheime liefdesbrieven. Maar in dit geval kun je dat meteen vergeten. Het kastje komt van deNoverkant. Vanaf Walcheren gezien dan. Want vanaf Zeeuws Vlaanderen gezien pakt de topografie iets anders uit. Ik hoorde ooit eens iemand uit Den Helder ook over de Overkant spreken. Dit even terzijde. Goed, dit kastje komt dus van deNoverkant. Niks geen gouvernantes, liefdesbrieven en kanten zakdoekjes. Hoogstens een grote rode boerenzakdoek, een deel van de boekhouding waarin verkochte koeien en de opbrengst van het vlas vermeld staan. Het glimmende kastje komt van een boerderij.
Maar vanaf het moment dat de secretaire bij mijn schoonmoeder aan de andere overkant stond, is hij gevuld met van alles en nog wat. Mijn retrodochter loopt te watertanden wanneer de onderste deurtjes opengaan. West-Germany-vazen, bonbonschaaltjes, souvenirtjes uit het Zwarte woud, alles wat ooit leuk was en nu niet meer gebruikt wordt, staat achter de deurtjes. Dat gaat nog.
Maar als de klep van de secretaire naar beneden gaat, dan begint pas het grote zoeken. En dat doe ik een aantal keer per jaar. Dan moet ik op zoek naar ‘het wachtwoord’. HET wachtwoord. Ik wil namelijk NU het wereldwijde web op. Ogenblikkelijk. Maar het wachtwoord heet niet voor niets wachtwoord. Mijn schoonmoeder weet pertinent zeker dat HET wachtwoord in de secretaire ligt, maar achter de klep zitten tientallen klepjes, schuifjes, laadjes en laadjes in laadjes. Het kost ons keer op keer zeker drie kwartier ploeteren door oude garantiebewijzen van elektrische koffiemolens, bonnen waar de bedragen nog in guldens op vermeld worden, sliertjes gekreukte spaarzegels en geboortekaartjes van kinderen die zeker vijfendertig jaar geleden geboren zijn . Uiteindelijk komen we altijd uit bij de bovenste la en die heeft nog weer een geheime la, en in die geheime la ligt een envelop.
Een envelop van Zeelandnet. Hè hè, gevonden. Maar waarom moet ik toch iedere keer weer die zoektocht opnieuw maken? Ik denk omdat mijn hoofd net als die secretaire is. Er zitten teveel schuifjes, laadjes en klepjes in. En die schuifjes en laadjes worden nooit opgeruimd. Alles blijft erin en er komt steeds wat meer bij. Op den duur weet je niet meer waar je het moet zoeken.
En dan begin ik te verlangen naar den Overkant. Waar de bonte abelen enigszins schuin door aanhoudende-wind-van-zee jaar in, jaar uit, langs smalle weggetjes rechte lijnen in het land trekken. Ik verlang naar hoge luchten en zee, naar leegte. Ik verlang naar de veerboot. Naar het wachten op de veerboot. Naar het hangen over de reling en het geluid van schreeuwende meeuwen. Als ik aan mijn schoonmoeder vraag wanneer de boot gaat, zegt ze verschrikt. ‘weet je dan niet dat de boot niet meer gaat? En er is een tunnel en je hebt een tag nodig om de tol te betalen.’ Een tag? ’Ja zo’n dingetje’, zegt ze, ik denk dat die in de secretaire ligt.’
‘Laat maar’, zeg ik. Ik ga op zoek in de boekenkast. Ik weet zeker dat daar de verzamelde werken van Guido Gezelle staan. En ik weet dat hij over ´bonte abelen´ heeft geschreven. Na ongeveer drie kwartier zoeken heb ik het boek gevonden. Er nestelt zich een zachte Overkant in mijn hoofd en ik weet dat ik de oplossing heb gevonden. Niks geen hoofd op de kast, geen wereldwijd web en wachtwoorden, geen tag, maar gewoon een paar mooie gedichten, geschreven door een priester van den Overkant. Rust in mijn hoofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten