zaterdag 11 augustus 2018

Inpakken

Peter is weg. Hij heeft zijn stevige stappers aangedaan en een verrekijker om zijn hals gehangen. Het is zijn laatste kans op een wielewaal en een goede manier om zijn huwelijk zonder barsten de vakantie uit te loodsen. Dat eerste zult u begrijpen, maar ik stel me zo voor dat u uw wenkbrauwen fronst bij het tweede gedeelte van de vorige zin.
Ik kan u gerust stellen. Wij hebben samen een geweldige vakantie gehad. We kunnen zo in het ND bij de rubriek waarin beschreven wordt hoe stellen het toch al die jaren met elkaar hebben volgehouden. Of die andere rubriek waarin ideale vakanties worden beschreven.Eigenlijk lees ik liever andere dingen in de krant en wat dat betreft kunt u ook mijn verhaaltjes gerust overslaan.
Maar goed, Peter is dus vertrokken en redt daarmee zijn huwelijk van een forse barst. Ik ben doorgaans echt niet de moeilijkste, maar vlak voordat we gaan vertrekken moet je me niet voor de voeten lopen. Ook moet Peter me dan geen vragen stellen als ‘weet jij waar mijn linkersok ligt’. Duhu, in je linker wandelschoen natuurlijk. Daar zit ie al de hele vakantie in. Hij moet me niet storen, want ik ga inpakken en dan moet ik nadenken. En nadenken heb ik bijna de hele vakantie niet gedaan, dus dat vergt concentratie.
En nu is Peter weg en tot mijn grote verbazing is gebeurd wat er altijd gebeurt. Ik was in een kwartier klaar. Tassen waren ingepakt, boeken in de bak, huishoudkratje gereorganiseerd, gordijntjes en tentschort weggehaald. Vanavond nog De Kist, de zijflappen van de tent en het grondzeil en meer kan ik niet doen.
En nu zit ik te wachten op Peter. Van mij mag hij nu wel weer terug komen. Want eerlijk is eerlijk, het is met Peter leuker dan zonder Peter. Hopelijk heeft hij een wielewaal gezien en als ik geluk heb, neemt hij ook nog deux pains aux raisins mee. De laatsten deze vakantie. Want vanaf morgen wordt het gewoon weer een mariakaakje bij de koffie en gaat het serieuze leven weer beginnen.

Glamping

Tjonge, daar zitten wij dan. Wij zitten nog een beetje bij te komen van vannacht. Ik zal het uitleggen. Er was gisteren onweer voorspeld. Maar de hele dag was er geen wolkje aan de lucht te zien. Ook gaf Weeronline steevast twee regendruppels aan, maar de lucht bleef strak blauw. We geloofden er niks van. Het zou vast niet gaan regenen.
Maar om tien uur ’s avonds wees Peter opeens opgewonden naar boven. Daar waren out of the blue opeens wolken te zien. Zou het dan toch? En om half twaalf gingen wij erin geloven. Er maakte zich een soort opwinding van mij meester. Peet, stelde ik voor, zullen we de zonneluifel eraan maken en die dan aan de zijluifel ritsen en die dan..’ Ik had er zin in. Gewoon, gezellig nestje bouwen voor als het gaat onweren. Ik denk dat Peter inwendig zuchtte, maar de lieverd zocht zijn autosleutels en kwam even later met de luifel onder zijn arm terug. Ik geef toe, het was even prutsen, maar weldra stond er een tent die voor die van Abraham en Sara niet onder deed. Zelfs Peter had er aardigheid in.
Ik ging meteen met lampjes, stoeltjes en een tafeltje in de weer en kreeg er een glamping gevoel van. Het werd werkelijk gezellig daar onder die luifel. Ik maakte er een fotootje van die ik naar de kinderen stuurde met de mededeling dat pa en moe aan het glampen waren. En dat voor 13 euro per nacht!
Wisten wij veel van wat ons nog boven het hoofd hing. Wij hieven onder die luifel nog eens gezellig het glas in afwachting van het naderende onweer. Maar toen begon het. Links, rechts, voor en achter ons begon het te weerlichten. Om de paar seconden stond de hele camping in helder wit licht, alsof iemand met het lichtknopje aan het spelen was. En het hield maar niet op. Gefascineerd bleven wij kijken. Daarna barstte het onweer los. Dit was zeker geen onweersbuitje dat maar niet over de Lemelerberg kon komen. Toch kropen wij met een gerust hart op onze zelfopblazers en vielen snel in slaap met het volste vertrouwen in onze De Waard.
Totdat wij om zes uur rechtop in bed zaten. De wind loeide om de tent, meer bepaald om de gezellige luifel. Het doek flapperde op en neer. We keken elkaar aan. Dit zou de eerste keer in ons kampeerdersleven zijn dat wij aan de stokken moesten hangen vanwege de wind. Een kleine dewaardgeloofscrisis diende zich aan. We hebben zeker een kwartier in onze niemandalletjes aan de stokken gehangen en angstig naar de scheerlijnen gekeken. De wind zou toch over onze aerodynamisch gevormde tent heen moeten in plaats van eronder door? Maar nu deed de wind alle moeite om de luifel op te bollen. Wij zagen het voor ons, haringen uit de grond, scheerlijnen los, tentstokken omver en de luifel in de lucht. Niks geen glamping. Ramping!
Misschien was ons geloof niet zo sterk, maar de tent was het wel. Onze 17-jarige gaf geen krimp. Ietwat beschaamd kropen wij weer onder de wol.
En nu glampen wij nog wat door en denken na over geloven. Ik zie inmiddels de eerste kanovaarders weer voorbij komen. Zij geloven er weer in. Opeens moet ik denken aan onze oudste, die toen ze vijf was met het onweer tijdens het kamperen helemaal niet bang was. ‘Ik hoorde de stem van de Here’, zei ze. Het ontroert me nu nog.
Over geloven gesproken.

vrijdag 10 augustus 2018

Kampeerwijsheid

Wij zijn er deze vakantie achter gekomen dat ook het kampeerdersleven zijn tegeltjeswijsheden heeft. Als wij thuis zijn en iemand zegt ‘Ik zeg altijd maar zo…’, dan wordt ie ogenblikkelijk aangevuld met ‘je kunt nooit genoeg stopcontacten hebben’. Een waarheid als een koe. Tijdens een verbouwing van ons huis, lang, lang geleden werd deze wijsheid door een belangstellende toeschouwer gedebiteerd. En we hebben deze wijsheid meteen omarmd, niet wetende dat 20 jaar later, in tijd van een niet aflatende stroom van opladers, dit maar al te waar is.
Maar zo heeft ook het kampeerdersleven zijn tegeltjeswaarheden. Bij voorbeeld ‘iedere tent heeft zijn valse haring’. Als u wel eens uw voet opengehaald heeft aan een haring weet u meteen wat hiermee bedoeld wordt. Of ‘Als je slaapt voel je pas of je recht staat’. Ik heb net buren met een caravan drie kwartier zien worstelen om hun onderkomen waterpas te krijgen. Op een gegeven moment was ik bang dat ze het gevaarte zover achteruit zouden duwen dat hij in onze voortent terecht zou komen. En ik dacht, ga er toch gewoon een nachtje over slapen. Onze tent stond sneller dan die ene caravan.
Wij hebben er deze vakantie een wijsheid bij, waarmee ik nu, twee weken later, nog steeds blij ben. Als u ook kampeert moet u nu goed opletten, want het kan u teleurstelling en een heleboel euro’s schelen als u deze wijsheid ook tot de uwe maakt. Ik zal het vertellen: JE KUNT NOOIT GENOEG GEDULD MET EEN CAMPINGKOELBOX HEBBEN. Ja, lees hem nog maar eens over.
Wat was het geval. Wij zijn jaren geleden van de emmer water met natte handdoek overgestapt op zo’n vierkante elektrische koelbox. Vanaf dat moment hadden wij ook elektriciteit in de tent en dat is nu, in het kader van ‘ je kunt nooit genoeg’ en die eindeloze hoeveelheid opladers ook handig.
Wij blij met die koelbox, meer bepaald met de gekoelde biertjes aan het eind van de middag in het snikhete Frankrijk. Maar op een dag legde Peter zijn hand op het rooster van het geval. Verschrikt keek hij mij aan en hij constateerde dat de ene helft een beetje warm was en de andere helft helemaal niet. Toen de hij de klep open deed bleek het bier lauw en de kaas lag te zweten.
Ik ging ogenblikkelijk het internet op, want als Peter zo’n probleem tegen komt, denkt hij meteen dat het niet te repareren valt. Ergo, alles gaat mis. En dat moeten we niet hebben. Ik las veel over diverse koelboxen en er ging een wereld voor me open. Maar de grootse eye-opener voor mij was dat het op de kop zetten van het apparaat de oplossing kon zijn. En, niet te vergeten, het vervolgens waterpas neerzetten. Hoe moeilijk kan het zijn.
Het was meteen een goede reden om kledderige kaasjes, dooie mieren en vieze papiertjes uit het apparaat te verwijderen. Na een nacht kopstand, sloten wij de koelbox weer aan. Helaas, niente, nada. Hij koelde nog niet. Nee Peet, we geven het niet op, zei ik. Hij gaat nog een nacht op zijn kop. En inderdaad, na nog een nachtje op de kop koelde hij weer als vanouds. Met een fles wijn controleerden wij of hij waterpas stond. Perfect! En toen sprak Peter ‘s middags, terwijl hij zijn gekoelde blikje bier tevreden leeg goot in een limonadeglaasje de historische woorden ‘je kunt nooit genoeg geduld hebben met een campingkoelbox’.
Ik denk dat we deze erin houden. Maar nu gaan we eerst slapen. Redelijk waterpas. Geen probleem.

donderdag 9 augustus 2018

De Waard

Och lieve mensen, wat zijn wij deze vakantie toch geschrokken. We voelden het al een beetje aankomen toen wij via Nu.nl vernamen dat de Vrijbuiter failliet was. Met die Vrijbuiter hebben wij niet zoveel, maar wel met zijn dochter, of aangetrouwde neef zo je wilt. Met De Waard. De zaak die al bijna een huwelijk lang een stevige basis onder ons kampeerdersleven legt. Wij vreesden het ergste.
En toen op een dag duidelijk werd dat De Waard ook failliet ging, was het net alsof een of andere onverlaat abrupt de haringen van onze tent uit de grond rukte. Alles leek in te storten.
Nauwgezet volgden we de berichtgevingen in de media. Op facebook werd bij De Waard een foto geplaatst van een troosttaart, aangeboden door een aantal trouwe dewaardadepten. Ik las een interview met mensen die een tent van dertig jaar hadden. Wat ik overigens behoorlijk risky vind. De tent stond nu wel op een knalgeel kurkdroog grasveld bij camping De Roos, maar wat als het straks gaat hozen. Dan heeft ook een dertigjarige De Waard het moeilijk.
Onder alle artikelen werden commentaren geleverd. Zo werd mezelf ook een spiegel voorgehouden. Dewaardkampeerders zouden niet van caravans houden. Eerlijk is eerlijk. Als ik een camping zie met allemaal tenten, dan word ik blij. Maar als ik nog eerlijker ben, dan kijk ik met enige jaloezie naar het gemakkelijke vertrekken van kampeerders met een caravan. Wij trekken in onze vakanties, maar iedere keer gaat er op een dag twee maal de hele tenthuishouding door je vingers als je verkast.  Dat is, zeker in deze temperaturen, behoorlijk zweten.
Maar van je tent ga je houden. Zo koesteren wij nog heel dierbare herinneringen aan onze eerste trekkerstent. Het was een ESVO-tent en onze Margreet heeft nu ook haar eerste tent. Een ESVO. Dat voelt goed. Onze Dirk heeft ook zijn eerste tent. Een De Waard en ook dat voelt goed. Maar onze Miek heeft een tent van een voor ons onbekend merk en ook zij zal vast van haar tent gaan houden. En Job heeft een festivaltentje met een scheur erin en hij kan er geen afscheid van nemen.
De Waard voelt bijna als een geloof. Daar val je niet vanaf. Maar goed beschouwd is het grote onzin. Van een tent ga je vanzelf houden, omdat het altijd met goede tijden te maken heeft. En nu zeg ik iets dat zeker geen dewaardgedachte is. Ik denk dat je op dezelfde manier van een caravan kan houden als van een De Waard. Mijn ouders hielden van hun Oostduitse Alpenkreuzer, een vouwwagen en stapten aarzelend over op een Sprite. Een eenvoudige caravan. En zij gingen ook daar weer van houden.
Neemt niet weg dat ik hoop dat De Waard met zijn prachtige en duurzame tenten een doorstart zal maken. Dat er weer nieuwe generaties met veel liefde en plezier de haringen van deze stoere tenten in de grond zullen slaan. Maar niet te diep. Want kamperen is, net als het leven, een tijdelijke zaak.

woensdag 8 augustus 2018

Halve liters


Het is heet. Werkelijk snikheet. We zitten voor de tent, in de schaduw, maar ondanks kleine zuchtjes wind blijft het heet. Ik hoor zelfs geen krekels op dit moment. Op het campingtafeltje voor mij staat een leeg blikje Aldibier. Het is een blikje van een halve liter. Deze vakantie zijn we geruisloos overgestapt op de halve liters. Het is hier ’s middags om vijf uur ook zo ontzettend warm, dat dat volgens ons genoeg reden is voor een half litertje bier.We hebben per slot van rekening voor vijf uur ook al heel wat vocht verloren en dat dient aangevuld te worden.
Ik vind dat er ook nog wel iets gezelligs zit aan dat halve litertje. Wij hebben slechts twee glazen bij ons en die hebben een wat trieste inhoud. Maar dat betekent meteen wel dat je jezelf vier keer kunt inschenken. Peter vindt dat ook gezellig. Dus dat halve litertje houden we erin. Een blikje per middag dan wel te verstaan he. Je moet namelijk ook nog in een rechte lijn naar het toiletgebouw kunnen lopen.
Voordat het vijf uur was hadden we er al een heel programma opzitten.We zijn zo zuidelijk getrokken dat de Middellandse zee bijna een ‘must’ geworden is. En zo togen wij naar zee. Het was wel even zoeken. Peter had de nodige discussies met onze Lucy. Zij stuurde ons langs allerlei kleine weggetjes en onder vreemde tunneltjes door. Peter wilde daarom bijna het vertrouwen in haar opzeggen. Het opzeggen van vertrouwen in degene die leading is kost uiteindelijk meer tijd weten wij uit de politiek, dus opperde ik dat Lucy een dubbele agenda had. Misschien wilde zij ons niet alleen van A naar B leiden, maar ons ook nog een toeristische route voorschotelen. Peter vond het flauwekul en snoerde Lucy resoluut de mond en zette een fijne cantate van Bach op. Hij wendde het stuur en voor we het wisten zaten we op de snelweg en reden wij in volle vaart richting de kust. Met Peter en Bach kom je nog eens ergens.

Het was nog best vroeg, maar het strand was al aardig vol gepoot met wat mijn zwager onbenullige parasolletjes noemt. Hij is nog van de straffenoordzeewindschermen en heeft niet in de gaten dat hier de zon een groter probleem is dan de wind. Maar ook ik moet niet aankomen met een parasolletje, omdat Peter met hetzelfde sop is overgoten als zijn broer. Luctor et emergo, zelfs in de brandende zon. Je bent Zeeuw, of je bent het niet he.

Het water was heerlijk, maar we vonden het allebei geen echte zee. Geen golven, geen eb en vloed, geen kwallen, geen schelpen. En als je dan geen parasolletje hebt ben je na een uurtje ook wel weer klaar met de hele heisa. Ja hoor, het was best leuk, maar we hadden veel zin om terug te gaan naar de tent, naar de camping, naar een campingkoelboxgekoeld half litertje bier. Want ja, het was heet. Snikheet.

dinsdag 7 augustus 2018

Frons

Ik vind het lastig. Ik zal eerlijk zijn. Ik vind het lastig dat wij hier gezellig zitten te kamperen. Gisteren reden we hier naar toe. Het landschap was ons onbekend en wij konden ons nauwelijks voorstellen dat hier een leuke kampeerplek zou zijn. We reden ergens tussen Metz en Nancy. Het gedeelte dat we altijd toen we nog met kinderen op vakantie gingen in noodvaart voorbij reden. Nu niet. Nu wilden we hier onze eerste stop maken. Maar dat onbekende, wat saaie landschap he. Toch veranderde dat toen we door Lucy opeens van de weg werden gestuurd en via kleine weggetjes volkomen onverwacht op een klein kronkelpaadje tussen de bomen werden geleid. Een ook steeg het. We keken elkaar even verbaasd aan en toen maakten we een bocht en zagen tussen de bomen door een een prachtige camping liggen. Wauw! Het glooide, er er stonden bijna alleen maar tenten. Dat hadden we niet gedacht. Die zin over die tenten is een dewaardgedachte, maar daarover later.




We kwamen inderdaad in een soort kampeerparadijsje aan. Het veld glooide zachtjes omlaag en iedereen had alle ruimte om zijn tent royaal op te zetten en om ’s nachts ook nog eens onbekommerd te snurken. Er was geen slagboom, geen verwarmd toiletgebouw en de camping kwam niet voor in de anwb-campinggids. Alle ingrediĆ«nten waren aanwezig voor een prachtige start van onze vakantie.
Toch is er iets met dit landschap. Armando zou het hebben over schuldig landschap. Dit is namelijk het land waar miljoenen soldaten in een zinloze oorlog het leven lieten. La Grande Guerre noemen de Fransen het. De grond is hier doordrenkt van bloed. Over de slagvelden heen zijn jonge bossen geplant. Maar aan de fronsen in het landschap zie je de oorlog nog steeds. De kraters en gaten van bombardementen zijn dan wel bedekt met gras en bomen, maar ze zijn er nog. Zelfs ligt er nog een heel verlaten, vernietigd dorp tussen de bomen.
Inmiddels lijkt het alsof het land ontzettend zijn best ligt te doen om het schuldgevoel van willoze toeschouwer te niet te doen. Overal golven goudgele stoppelvelden. Kortgeleden stond hier nog het voedzame graan te groeien. Maar daartussen liggen uitgestrekte begraafplaatsen met eindeloze rijen kruisen. Het gras ertussen en de rozenstruikjes worden door vrijwilligers pijnlijk precies onderhouden. Nee, hoe goed het landschap ook zijn best doet, deze zinloze oorlog, een oorlog met enkel en alleen maar verliezers, kan hier niet vergeten worden.
Gelukkig zijn hier de eindeloze begraafplaatsen en gelukkig is hier een prachtige camping. Ook al voelt het vreemd om hier op vakantie te zijn, eigenlijk moet iedereen hier eens naar toe. Om te zien wat oorlog te weeg brengt en waartoe de mens in staat is. Om het bizarre van het landschap hier te voelen en dan eens rustig voor je tent te zitten. Het hoeft niet alleen leuk en genieten. Er mag in je vakantie, net als in het landschap hier, wel eens een frons in je voorhoofd zitten. Het mag best eens lastig zijn. Zelfs in je vakantie.