maandag 16 oktober 2017

Breinblubber

Vandaag heb ik voor het eerst in mijn leven een woord aangedragen. Ik heb het woord ‘breinblubber’ aangedragen bij de commissie die ‘het woord van het jaar’ gaat vaststellen. Ik geef toe dat het een woord is dat vreemde associaties oproept. Iets met trixiepudding of balkenbrij. Toch is het een woord dat precies omschrijft wat er zich in mijn hoofd regelmatig afspeelt. En ik weet zeker dat er ondertussen heel wat vrouwen zijn die met een zucht van verlichting dit woord omarmen en het persoonlijk voor hen al tot het woord van het jaar gekroond hebben. Breinblubber is geen pudding, geen ding, maar een fenomeen dat zich op een zekere leeftijd bij een vrouw openbaart. Bij mij wordt het zichtbaar in het vermeend kwijtraken van een paspoort, het buiten op de stoep laten staan van boodschappen, het in de koelkast zetten van een theemuts en wat dies meer zij. Herkenbaar? Draag dan mee aan.
Over nieuwe woorden gesproken. Ik leerde er gisteren weer eentje bij. Ik zal het uitleggen. Men zegt dat een opgeruimd huis een opgeruimd hoofd oplevert. En in het geval van breinblubber is dit aardig meegenomen. Dus besloot ik tot het grote ontspullen. Dat laatste woord kende u al hè? Ontspullen dus. Ik heb namelijk keukenlades, bovenkanten van kasten, binnenkanten van kasten en een royale zolder en u wilt niet weten wat ik daar in de twintig jaar dat ik dit huis bewoon verzameld heb. Modern als ik ben heb ik een groepsappje aangemaakt en met nog een verzamelaar slash ontspuller zetten we daar iedere dag op wat we hebben ontspuld. Elke dag een dingetje meer en dat loopt best op. Ik geef toe, het is soms lastig. Want die leuke sleutelhanger met dat kruidenpotje eraan zou nog eens van pas kunnen komen, onderweg ofzo. Of dat glazen vaasje. Nou nee, die niet, daar kieperden de bloemetjes altijd uit. Maar goed, soms is het dus best lastig en toen ik een spaghettischep ook resoluut in het kringloopkrat mikte, sloeg de twijfel toe. Maar ik had een oplossing. Ik maakte een foto van wat ik allemaal ontspulde en het zette het op de familiegroepsapp. Meteen pingelde mijn telefoon. Ah, mijn hippe retrodochter! En die zei iets dat ik eerst niet begreep. Zij zei ‘dibs op het spaghettiding’. Dibs! Dat woord kende ik niet, ik moest meteen denken aan dingflofbips, een woord dat het nooit gehaald heeft als woord van het jaar. Het had iets met de Euro te maken. En toen kwam mijn schoondochter en die zei ‘ik zie dat het spaghettiding al gedibst is’. Ik geloof dat ik ondertussen weet wat het is. Volgens mij is het iets in de geest van ‘hebbus!’ Ik vind het wel een grappig woord, maar ik denk dat als ik het ga gebruiken, mijn vriendinnen me vreemd aan kijken. Ik vermoed dat het niet bij mijn leeftijd past om ‘ik heb het gedibst’ te zeggen. Ik denk dus dat ‘dibsen’ niet het werkwoord van het jaar wordt. Dit in tegenstelling tot ‘breinblubber', dat is een woord dat echt niet alleen op vrouwen van een zekere leeftijd van toepassing is en daardoor dus grote kans maakt gekozen te worden. Mijn jongste zoon bijvoorbeeld heeft ook last van breinblubber, maar daar ga ik het nu niet over hebben. Hij stemt ook op 'breinblubber'.
Kort en goed, ik heb voor dit jaar uit al de nieuwe Nederlandse woorden het woord ‘breinblubber’ gedibst bij Van Dale. Dibst u mee?
http://woordvanhetjaar.vandale.nl

Met dank aan Francine Oomen, die als eerste het woord ‘breinblubber’ dibste.


  

zondag 6 augustus 2017

Hallelujah

Gisteravond hadden we het besloten. We gaan vertrekken. We laten onze Franse buurtjes achter, we laten de paradijselijke Gardon voor wat hij is en we gaan naar het noorden. Dat heeft meerdere voordelen. Het eerste voordeel is dat de terugreis met vijfhonderd kilometer bekort wordt en het tweede voordeel is dat het daar waarschijnlijk geen achtendertig graden is.
Zo’n besluit heeft meteen voor mij gevolgen. In mijn hoofd gaan dan allerlei radertjes draaien. Ik wil dat meteen het vakantiekrat reorganiseren en ook wil ik alvast De Kist, u kent hem misschien nog uit andere verhaaltjes, nou die dus, die wil ik inpakken. Dat scheelt morgenochtend weer heel wat gezoek. Want zoals u ook weet is zoeken ook al een dingetje in de vakantie.
Nou, we hebben wat gezocht vandaag. Maar niet naar de kaasschaaf of de hamer, nee naar een fatsoenlijk lief, klein, aandoenlijk campinkje. Onze eisen zijn niet hoog. Het liefst een veldje, een toilet waar je in ieder geval niet op hoeft te hurken en een douche. Makkelijk toch?
Maar laat ik met het mooie begin beginnen. We hebben werkelijk perfect opgepakt. We spraken geen woord tegen elkaar en we wisten precies wat elk van ons moest doen. Uit mijn ooghoeken zag ik dat beide Franse buren al onze handelingen volgenden. Ik gooide er nog een schepje op door haringen uit de grond te trekken, iets dat Peter altijd doet en de vuilnis in de container te mikken. Dat alles met een zo-doen-we-dat-altijd-gezicht. Het moet echt gezegd, het ging als een geoliede machine.
Na het afrekenen keken we elkaar aan. Hoe hadden we toch weer zo’n goedkoop, maar leuk campinkje kunnen vinden? Het sterkte ons vertrouwen dat ons dat ook dit keer weer zou lukken.
Na zo’n vijfhonderd kilometer reden we Bourgondië binnen. Het landschap was net als de muziek die in onze auto klonk. We golfden op ‘Hallelujah’ van Lennard Cohen het landschap in. Om ons heen ademden eeuwenoude beboste berghellingen. Soms strekte het landschap zich uit als een prachtige trage sluimerende vrouw. Ik vond het adembenemend en er begonnen allerlei poëtische bellen bij mij te rinkelen. Maar ik moest bij de les zijn. In dit land moest ergens wel een leuk lief geschikt campinkje zijn. Wij zagen echter geen camping. Tot wij een bordje passeerden met de aanduiding van een camping erop. Ik ging rechtop zitten. Maar hoe we ook reden, we vonden het niet. Toen wij dwars op een weg aan het keren waren wees iemand ons ongevraagd de weg. Kennelijk hebben wij een wat hulpeloze uitstraling. We vonden de camping, maar bleken er al drie keer aan voorbij te zijn  gereden. Deze camping deed er alles aan om niet uitgekozen te worden tot camping van het jaar. Het accueil was dicht. Dicht om half vijf! In het restaurant brandde geen licht. Het leek wel alsof je een begraafplaats op reed. Hoge donkere heggen en geen levend wezen te zien. En toen ik een Leuk Plekje aanwees bleek het de parkeerplaats te zijn. Wat een sof.
Uiteindelijk hebben we kilometers verderop toch nog een camping gevonden. Wel iets anders dan we gewend zijn, maar ook dit behoort tot de door mij omarmde campingoecumene. Je hebt campings en campings, en dit is er toevallig een met thermostaatkranen, lage heggetjes en een zwembad. Het krekelt hier iets minder, maar het wijntje staat klaar, de temperatuur is tien graden lager en mijn zelfopblazende nestje is gebouwd. Wat wil ik nog meer?

vrijdag 4 augustus 2017

Vrije vrouw

Mijn vakantie is tot nu toe echt top, echt waar. De zon schijnt, we slapen als roosjes, we hebben altijd het mooiste plekje van de camping, de tent staat lekker strak en de filterkoffie smaakt iedere ochtend weer als nooit tevoren. Ik heb echt niets te klagen. Maar toch is er een dingetje. En ik kan dat niet uitstaan van mijzelf. Ik ben wel benieuwd of u dat herkent.
‘s Morgen als ik wakker word, grijp ik eerst naar de telefoon die ietwat verstopt aan mijn hoofdeinde ligt. Sinds de nachtelijke inbraak in onze tent vorig jaar, weet u nog, heb ik wat verstopplekjes gecreëerd.Nu ligt mijn telefoon tussen de doos met onvoorstelbaar lekkere wijn die wij van de vorige camping meenamen en mijn hoofdkussen. Zie daar als boef maar eens bij te komen.
Goed, ik grijp dus naar mijn telefoon. Eerst om te kijken hoe laat het is en dan om te zien of er nog nieuws van het thuisfront is. Tot zover is er nog niets aan de hand. Even later wordt Peter wakker.
Hij rekt zich eens uitgebreid uit en meldt dan dan hij fantastisch heeft geslapen en ontzettend heeft gedroomd en of ik wil weten wat hij gedroomd heeft. Dat klinkt leuk, maar ik kan u zeggen dat dat laatste best vermoeiend is op de vroege ochtend. Maar daar heb ik wat op gevonden. Ik zeg ‘ja leuk, en zal ik meteen even de krant downloaden?’ Dit is een meesterzet.
Peter is meteen afgeleid, gaat rechtop zitten en schuift van het zelfopblazende matje af.
Met het vooruitzicht van een gedownloade krant, voor hem net zo heerlijk als een versgebakken croissantje, gaat hij douchen.
En dan het dingetje. Ik ga zitten om te downloaden en als de krant op vier mb’s na is gedownload houdt hij er definitief mee op. Shit! En ik wilde nog op facebook, nog op whats app, nog op Blogger, nog op Safari, nog op Smulweb, nog op, nou ja zeg. Er verschijnt in beeld dat mijn buitenlandse mb’s definitief op zijn. Voor het eerst in de vakantie baal ik. En ik baal dat ik baal. Nou ben ik de vijftig ruim gepasseerd, ik ben nog van pen en inkt en van de telefoon aan de muur en ik baal ervan dat ik geen internet heb. Snapt u dat?
Ik kan natuurlijk ook zeggen dat ik er vooral van baal dat ik geen fotootjes van mijn allerliefste kleindochter meer krijg, maar dat is net zoiets als toen we vroeger zeiden dat we TV hadden voor die prachtige natuurfilms. Wij wilden natuurlijk gewoon TV kijken: Paton Place en Een van de Acht enzo. Ik wil nu het grenzeloze internet op en het gaat niet.
Nou ja, mijn toetsenbordje is in ieder geval weer opgeladen en ik kan nog wel een beetje verhaaltjes schrijven. Het water kookt en ik ga zo de koffie opschenken. Daarna ga ik mijn waslijntje controleren, want ik ga een tupperware-emmerwasje doen. En als we dan aan de koffie zitten wil ik eens een goed gesprek voeren met Peter over de stand van zaken in kerk, staat en maatschappij. En ik vermoed dat het dan wel weer tijd is voor een siësta op onze onovertroffen zelfopblazers. Verder gaan we nog naar de hypermarche om onze wijnvoorraad en worstjes hertensmaak aan te vullen en u weet dat dat met al die lange gangpaden een tijdrovende en vermoeiende bezigheid is. Ik kom tot de conclusie dat ik vandaag helemaal geen tijd voor internet heb. Ik ben een vrije vrouw, want losgezongen van het internet! Wat een heerlijke conclusie, daar kun je toch alleen maar van dromen? Als Peter terug komt van het douchehok ga ik hem mijn droom vertellen en daarna mag hij zijn droom vertellen. Ik denk dat het leuker is dan een gedownloade krant.En als het dingetje dan toch nog weer de kop op steekt heb ik nog een helpende gedachte. En dat is dat je beter bij je tent kunt zitten, dan op het wereldwijde web. Hoe vindt u die?
Deze dag wordt weer helemaal top!

woensdag 2 augustus 2017

Magnetron

Peter is net vertrokken. Hij heeft toegegeven aan zijn exploratiedrang en heeft zijn stevige stappers aangetrokken. Hij wil ontdekken waar het paadje achter onze camping naar toe leidt. Ik vind het dapper, want het is bloedheet. 
Naast mij klinkt het geluid van tentstokken. Een Frans echtpaar met een bestelbus is naast ons neergestreken. Het eerste dat er gebeurde was het naar buiten gooien van een houten plank en toen ik weer keek stond daar een heuse koelkast op en toen ik nog een keer keek stond daar weer een magnetron op. Gekke Fransen, dat dacht ik, maar toen ik nog een keer dacht kwam ik tot de conclusie dat zij fantastisch zijn. Wie neemt er nou een echte koelkast mee, wie neemt er nou een magnetron mee? Nou gewoon zij! En waarom zou je je daarvoor schamen?
Ik ben deze vakantie vaker tot de slotsom gekomen dat de Fransen en masse het kamperen aan het uitvinden zijn. Vroeger zag je alleen van die nylon koepeltentjes. Geen haar op het Franse hoofd dat er aan dacht om ook maar een haring in de grond te slaan. Wij, degelijke Hollandse Dewaardkampeerders keken daar toch met enig dedain naar. Wij dreven onze tentpinnen ver de grond in. Hesen het kuipzeil zover op dat er rustig een kleine innondation kon plaats vinden. Ook hadden wij haakjes en zakjes om onze fleecevesten en Maglights netjes op te bergen. Wij waren op alle rampspoeden voorbereid.
En toch was ik stiekem jaloers op die gekke Fransen. Zij tartten het noodlot. Het noodlot dat echter nooit toesloeg. Want hier schijnt de zon, hier heb je niet veel meer nodig dan een fles water en een zwembroek. En zitten kun je gewoon op de grond. Waarom zou je je zo moe maken? Waarom zou je alle risico’s moeten uitsluiten?
Maar om terug te komen op dat uitvinden, de meeste Fransen zijn de koepeltent voorbij. Dat wil zeggen, de basis is nog koepel, maar daar komen allerlei uitbouwsels aan. De Fransen kunnen nu als rechtgeaarde na-neanderthalers, zonder te bukken hun tent binnen lopen. Ook voor de omgebouwde bestelbussen komen vierkante aanbouwtenten te staan. Lijkt mij lastig, want je kunt niet meer wegrijden als je tent eenmaal aangekoppeld is. Wat dat betreft doen onze buren het beter. Zij hebben een bed in hun bestelbus en op twee meter afstand staat een bungalowtentje, formaat pleetent-plus. Wie doet je wat? Zo kan het ook. Ik constateer met enige opluchting dat ik dit leuk vind. De ware-kampeerdergedachte brokkelt af. Ik zal geen afscheid nemen van mijn degelijke katoenen stormtent, maar ik zie de fun, de mogelijkheden, de onbevangenheid, de veelvormigheid van al die kampeerders om me heen en geniet. Ik geniet zelfs van de campers met hun hoge witte daken. Ik vind mezelf geloof ik ruimdenkend. Het zal zijn omdat het zondag is en omdat ik van een zekere leeftijd ben, maar moet u nu opeens ook aan de kerk denken?

dinsdag 1 augustus 2017

Slaapzaken

Echte kampeerverhaaltjes waren het nog niet tot nu toe. Toch zijn er wel weer heel wat
kampeergedachtes door mijn hoofd geschoten. Bijvoorbeeld over het slapen. U weet dat dat altijd wel een dingetje voor ons is. In het slechtste scenario doemde er een caravan met koudschuimmatrassen voor ons geestesoog op. Maar ik kan u zeggen dat die caravan verder weg is dan ooit. Tenminste, dat zeg ik nu. Wij hebben dankzij onze overbuurvrouw Alie het zelfopblazende matje ontdekt.
Wij waren eerst wat wantrouwend, maar na een proefligsessie thuis en eentje midden in de winkel was ik om. Peter had nog zo zijn reserves. Maar nu na twee weken realnightlifeliggen willen we niet anders meer. Wij kunnen ’s avonds bijna niet wachten tot ons hele programma van pasta, yoghurtje, koffie, koekje, stormlampje, wijntje, kaasje, worstje eendensmaak en nog wat vallende sterren voorbij is. Wij verlangen gewoon naar onze zelfopblazende slaapmat. Als we eenmaal liggen zeggen we nog een keer hoe fijn de matten zijn en dan zakken we weg in een diepe slaap. Zo ongeveer dan.
Ik droom niet, maar Peter des te meer. Ik weet niet of ik jullie deelgenoot moet maken van zijn dromen. Als ik het samenvat zijn het dromen van een gereformeerde schoolmeester. Verder ga ik niet.
Dus wij liggen vorstelijk. Maar die Fransen, die doen dat anders. Die zijn nog eens uit echt kampeerdershout gesneden. Zij zetten een vierkantemeter koepeltent op en leggen daar vier slaapmatjes in. U weet wel, van die dunnetjes met een aluminium ondergrond. En ze presteren het om eerder naar bed te gaan en later op te staan. Ik zou dan op zijn minst ‘s morgens op zo’n stoel willen zitten die ik op de facebookpagina van een vriendin tegen kwam. Zo eentje die achterover kan en waar je voeten dan op zo’n uitklapstukje liggen. Gewoon om bij te komen van de nacht. Maar nee hoor, die Fransen leggen een vierkante meter deken op de grond en gaan daar met z’n vieren fris en fruitig op zitten. Het zou mij niet verbazen als ze ook nog eens met z’n vieren onder dat ene dekentje hebben gelegen. Lepeltjelepeltje, dat moet dan wel. Of ze ontbijten, dat weet ik niet, je kunt niet de hele tijd blijven kijken he. Waarschijnlijk eten ze alleen een stukje stokbrood en spoelen dat weg met een slok mineraalwater.Want dat doen ze dan weer wel. Geen kraanwater, wel flessenwater. In mijn ogen zijn Fransen de superkampeerders van Europa.
Eigenlijk wilde ik ook nog iets over ravotten zeggen, want ik krijg dat woord niet uit mijn hoofd. Ik weet het al. Ik denk dat SIRE tevreden is. Op van die Franse matjes kun je natuurlijk wel beter ravotten dan op die luxe zelfopblazers van ons. Nou ja, maar wie zegt dat je daar een matje voor nodig hebt. Dit waren mijn kampeergedachtes deze ochtend.
                                                                                                            

zondag 30 juli 2017

Onverwoestbare broek

Toen Peter vanochtend aan mij vroeg of ik mee ging, was ik een en al volgzaamheid. Het was bij de tent namelijk zo warm dat het touwtje van mijn ketting als een plakkerig sliertje veterdrop in mijn nek lag. Het kon me niet schelen waarheen, als ik maar in die heerlijk gekoelde bolide van ons kon zitten. Wat kun je soms verbaasd staan van je zelf. Eerst al die volgzaamheid en vervolgens het verlangen om zonder doel in een auto te gaan zitten. Als u mijn vakantieverhaaltjes een beetje gevolgd hebt weet u dat ik al jaren me af vraag wat vakantie nu met je doet. Word je dan wie je ten diepste bent? Nou als dit het dan is, moet ik daar dan zo blij mee zijn?
Volgzaamheid lijkt heel fijn voor degene die gevolgd wordt. Maar als Peter de hele dag tegen mij zegt ‘wat jij wil schat’ weet ik zeker dat ik uit mijn vel zou springen. Met zo’n man wil je toch niet getrouwd zijn.Mijn Peter doet dan ook niet. Lucky me, lucky Peter, want ik ben niet mals als ik uit mijn vel spring. Bij deze uitspraak heb ik ogenblikkelijk een voorstelling en die begint met scheuren in het vel. En ja, dan begint het hopeloze associeren en voordat ik het weet ben ik aangeland bij de ‘onverwoestbare broek’ van het SIRE-filmpje.
Die broek laat me niet los. Ik weet niet wie er nu op zo’n broek zit te wachten. Vanochtend heb ik toch al weer heel wat knee-cut broeken gezien. Ook op andere plekken dan bij de knie zaten in deze skinnybroeken scheuren. En die zijn er niet ingekomen omdat ze zo strak zitten, nee dat hoort en is mooi. Voor de leuke dragers ervan dus geen onverwoestbare broek. Verder denk ik dat ravotten in deze superstrakke broeken nog geen sinecure is. Het blijft me bezig houden, die broek. Neem nou nog eens een keer mijn broertje. Stel je voor, hij is net spontaan op pad om een een potje te gaan ravotten en dan roept zijn moeder hem uit de verte terug omdat hij zijn onverwoestbare broek nog niet aan heeft. Dat is toch om uit je vel te springen! Alle lust tot ravotten zou je vergaan. Hoe blij zou mijn broertje zijn met die f#%king onverwoestbare broek. Niet dus.
Ik zie het als een rem op spontaneïteit, inventiviteit, speellust en exploratiedrang. Zo! En verder denk ik dat een scheur of brandgat in je alledaagse broek een mooie grens aangeeft. Je bent misschien wel iets te ver gegaan en zulke leer- of zo je wilt ontwikkelingsprocessen zijn gewoon goed. Want een mens heeft grenzen nodig.
Voor mij is er nu ook een grens bereikt. De temperatuur onder mijn luifel is tot ongekende hoogte gestegen. Ik ga even lekker ravotten in de Gardon. Ik zie wel of Peter mee gaat.

zaterdag 29 juli 2017

Sire

Van ochtend lijkt het een onverwoestbaar mooie dag te worden, al begint hij nu wat ongemakkelijk.
Mijn iPad bleek bijna leeg en daarom zit ik nu gebogen in een hoekje onder de luifel met het apparaat op de koelbox te typen. Het snoertje aan de oplader is nu eenmaal niet langer. Maar ik laat er mijn ochtend niet door verpesten. Als digitaal opwarmertje bekijk ik eerst een filmpje van SIRE waarin jongens voor hun ontwikkeling de brandbaarheid van scheten testen en rondsjouwen met autobanden. Ravotten 2.0.
Ondertussen zit mijn Peter voor de luifel met een iPad op schoot. Hij leest een digitaal boek. Het gaat over Peter de Grote, een Russische tsaar. Een man die onder andere door ene Frans Timmermans, ja dat hoort u goed, door ene Frans Timmermans, de kunst van het varen en van het bouwen van schepen is bijgebracht. Een echte en ontwikkelde man dus, die Peter de Grote lijkt mij. Nou ja, hij had wel leermeesters nodig, maar dat zorgde ervoor dat hij goed kon zeilen en zo zelfs een schip voor de ondergang behoed heeft.
Ik vroeg mij af wat SIRE van deze man vindt. Ik weet het niet zo goed. Het denken over wat jongens, dan wel meisjes nodig hebben voor hun ontwikkeling vind ik altijd wat lastig. Mijn broertje bijvoorbeeld was van het klimmen, racen, sjouwen en bouwen. Na drie jaar gekleuterd te hebben liep hij nog weg van school. Maar wat zegt dit? Het is heel goed met hem gekomen.Ik was een braverd, hield van lezen en naar verhalen luisteren en alles wat meester vertelde was interessant. Maar zijn wij tweetjes nu het bewijs van dat jongens moeten ravotten en meisjes niet? N is 2, dat is te weinig. En bovendien kan ik ook nog wel een neefje van de plank trekken die helemaal niet van ravotten houdt.En een ander neefje dat en van ravotten, en van de iPad houdt. Maar ook dat is te weinig bewijs. En om terug te komen op die tsaar, wat heeft ervoor gezorgd dat deze man een schip kon bouwen, een schip kon besturen en dat ook nog van de ondergang kon redden?
Ik denk niet zo moeilijk, dat heeft natuurlijk ook met de zon, de krekels, de luifel en zo nu en dan glaasje wijn te maken. Voor nu zeg ik: gewoon de goede dingen op de goede tijd. Op je stoel als je moet leren wat kubieke meters zijn, je hok uit als je moet leren over de zon en de wolken en zo nu en dan een heerlijke apenkooi. Voor de rest mogen ouders lekker met hun kinderen ravotten.
En voor wat tsaar Peter de Grote betreft zou ik willen zeggen: Sire, ik denk dat uw moeder, ja vooral uw moeder, het heel goed heeft gedaan. Zij zag uw fascinatie voor het water en liet u niet maar papieren bootjes vouwen. Zij wist dat voor het bouwen van boten kennis nodig was en uren stilzitten. Het grote ravotten kwam later wel.
Wat zou SIRE hiervan vinden?




vrijdag 28 juli 2017

Glijbaan

Ik vind het helemaal top vanochtend. Ik heb mijzelf dit keer niet met uitzicht op een gestaag stromende rivier geposteerd. Nee, mijn uitzicht is op die fraaie auto van ons, die met de vormgeving van een sierlijke zweepslag. Zo omschreef ik het uiterlijk van onze Japanner  met gebruikmaking van enig plagiaat vorig jaar en die omschrijving klopt nog steeds. Verder zit ik onder een boom waarin een krekel al de hele tijd aan het figuurzagen is. De vuilniszak die aan diezelfde boom hangt is door een beest open gekrabd vannacht. Normaal gesproken word je niet blij van  een auto op twee meter afstand als je buiten zit.Ook moet je er niet aan denken dat een buurman een hele middag achter de schutting aan het figuurzagen is. Je hoopt dan dat binnen de kortste keren het figuurzaagje knapt. En een knabbelende rat vlak naast je doet menigeen griezelen. Maar lieve mensen ik vind het helemaal top. Het afgelopen jaar leek mijn hoofd wel een hoofd met stroef draaiende tandwielen. Alles wat in beweging moest komen ging traag en met veel inspanning gepaard. Iedere denk-of doe-exercitie knerste en knarste. En dat andere gedeelte van mijn hoofd, dat gedeelte waarin altijd een gezellige speeltuin gehuisvest was, hield zijn hekken hermetisch gesloten.
Maar nu is het top! Mijn tandwielen hoeven niet eens meer te draaien en het hek van mijn speeltuin staat alweer op een kier. Stiekem ben ik naar binnen geglipt en het voelt alsof ik boven aan een heerlijke glijbaan sta. En ik ga glijden en denk nergens, helemaal nergens aan. Ik zie een olijfboom, een tent, een vuilniszak, ik hoor de mistral door de takken jagen, ik hoor krekels en voel de warme wind over mijn blote armen. Het voelt als een goddelijk moment. Een moment waarop de toekomst weer begint. Ik voel, ik voel me top!

dinsdag 24 januari 2017

Pindakaas met stukjes

Was ik het toch bijna vergeten. Ik had het nog wel in mijn agenda gezet. Maar omdat ik tegenwoordigwat losjes met mijn agenda om mag gaan, had ik het over het hoofd gezien. Ik zal uitleggen wat ik bijna vergeten was. Vandaag is het Nationale Pindakaasdag! Stom he, dat ik daar niet meer aan heb gedacht. Maar nu is het tussen de middag en net toen ik mijn mes twijfelend boven de appelstroop en de marmelade heen en weer liet gaan, zag ik de pindakaas! Oh ja, het was Nationele Pindakaasdag en ik besloot ogenblikkelijk tot pindakaas op mijn volkorenbroodje.
Dat deed me meteen aan allerlei sporthelden denken. Sporthelden die in hun jeugd pindakaas op hun brood aten en daarmee de basis legden voor hun latere sportcarrière. Pieter, Robin en Evert denken daar nog steeds met dankbaarheid aan terug.
Met terugwerkende kracht had ik er spijt van dat ik vroeger niet meer pindakaas had gegeten. Misschien had ik dan bij de plaatselijke turnvereniging Voorwaarts wel een mooi begin kunnen maken aan een glanzende carrière op ‘de balk’.
Terwijl ik dit laatste schrijf, bedenk ik dat dit waarschijnlijk grote onzin is. Klopt de reclame wel met de feiten? Ik denk dat we hier met een gevalletje ‘alternatieve feiten’ te maken hebben. Pieter van de Hoogeband mocht waarschijnlijk vroeger geen pindakaas, omdat het niet goed voor zijn tanden was. Robin van Persie eet volgens Goals en Glamour veel liever loempia’s, al wil ik dat laatste ook wel graag even factchecken. Eigenlijk geloof ik dat de pindakaas nog het beste bij de overwinning van Evert van Benthem past. Waarom ik dat denk, weet ik eerlijk gezegd niet. Zo zie je maar weer dat ik het liefst het feit aanhoud dat ik geloof: Evert van Benthem heeft gewonnen vanwege de pindakaas uit de buurtsuper van Sintjansklooster.
En zo schijnt het tegenwoordig te gaan. We noemen iets een feit, omdat we het geloven.
Trumps woordvoerdster heeft daar een nieuwe term voor bedacht. Zij noemt dat ‘alternatieve feiten’. En zij gelooft in alternatieve feiten.
Ik heb geloven en feiten altijd al een lastige combinatie gevonden. Maar aan de overkant van die grote oceaan kunnen ze er wat van. Als een feit je niet aanstaat, dan ontken je het gewoon en geloof je dat er alternatieve feiten zijn. Peanuts!
Eerlijk gezegd denk ik dat Nederland ook bepaald niet ongevoelig is voor alternatieve feiten. En ik waarschijnlijk ook niet. Ik ga zo meteen, terwijl ik mijn bammetje pindakaas oppeuzel, eens nadenken over wat ik geloof en of dat geloof ook wat te maken heeft met feiten. Dat kan nog eens een leuk gedachtenexperiment worden.
Maar nu ga ik eerst aan de pindakaas waarvan ik geloof dat er stukjes inzitten.

Een fijne Nationale Pindakaasdag toegewenst allemaal.